‘Rij jij?’ vroeg ze aan Jens zonder het antwoord af te wachten.
Hij opende het portier voor haar en Hector.
‘Hij gaat dood!’ riep Michail.
Gealarmeerd draaide Sophie zich om naar Michail, die op de grond zat.
‘Is er iemand gewond?’ vroeg ze.
‘Nee, er is niemand gewond. We gaan,’ zei Aron.
Sophie keek Hector aan. Hij probeerde bij Arons leugen aan te haken, maar dat lukte niet.
‘Ja, de man op de grond is gewond, maar zijn vriend zorgt voor hem. Dat komt goed. Kom, dan gaan we.’
Sophie liet Hector los en rende naar Klaus toe.
‘Sophie!’
Aron, Hector en Jens riepen haar in koor na. Ze luisterde niet, Aron rende achter haar aan en richtte zijn pistool op Michail. Sophie ging bij Klaus zitten, die zijn handen tegen zijn buik hield. Ze begon hem te onderzoeken en zei tegen Michail dat ze zijn trui wilde hebben. Michail trok zijn trui uit en gooide haar die toe.
Jens en Hector sloegen het hele verloop gade, hoe Sophie hem geroutineerd en zonder zich iets van zijn getergde geschreeuw aan te trekken zo ver kreeg dat hij op zijn rug ging liggen, waarna ze vlot en geconcentreerd zijn verwondingen onderzocht.
‘Hij moet naar het ziekenhuis, hij verliest bloed. Kom, we moeten hem in de auto leggen.’
Geen reactie van de mannen.
‘Help me dan, hij gaat dood!’ riep ze.
Hector richtte zich tot Michail.
‘We zorgen voor je vriend, als jij teruggaat naar je opdrachtgevers en tegen hen zegt dat ze dit plan moeten vergeten, en als je belooft dat je nooit meer zoiets flikt...’
Michail zei niets.
‘En als je vertelt waar mijn wapens zijn!’ zei Jens.
Hector haalde zijn schouders op.
‘En aan deze man hier vertelt waar zijn wapens zijn.’
***
Jens en Michail legden Klaus in de bagageruimte. Sophie joeg hen op, ging bij Klaus zitten en hield de trui tegen zijn schotwond gedrukt.
‘Rijden maar!’
Jens ging achter het stuur zitten. Het stof vloog door de lucht toen ze wegreden.
Michail wachtte een paar minuten voordat hij in de huurauto stapte en naar Arlanda reed.
Hij maakte de auto aan de binnenkant schoon bij een tankstation dat dag en nacht open was en zette hem op de parkeerplaats voor gehuurde auto’s op het vliegveld neer. De sleutels gooide hij in de bak en vervolgens bracht hij de nacht door op een bankje in de vertrekhal van terminal 5. Hij verdreef de tijd met nadenken over wat er aan de hand was, voor wie hij werkte, hun wensen en bedoelingen... Hun vijanden en vrienden.
Hij voelde zich schuldig, een gevoel dat hij jarenlang niet had gehad. Klaus had niet gewond moeten raken, dat was niet de bedoeling. Hij kwam er niet uit of de mannen van Guzman bang waren of gewoon ruw; ze schoten continu als eersten.
Dat zou hij onthouden.
***
*
***
‘Sneller!’
Ze keek naar de bloedende man, herkende zijn toestand, de zwakke pols, het bleke gezicht – bloedverlies. Hoe zwaargewond hij was, kon ze niet vaststellen, maar het bloed werd in een constante stroom uit zijn lichaam gepompt. Hij zou doodgaan als hij niet snel medische verzorging kreeg. Klaus’ oogleden gingen een klein eindje open, maar vielen snel weer dicht. Ze gaf hem een harde klap op zijn wang om hem wakker te houden. De man lag te sterven op haar schoot. Zij zou er deel aan hebben. Het leven van een ander mens. Waarvoor? Voor Hector? Het stond lijnrecht tegenover alles wat ze had geleerd, alles wat heilig voor haar was geweest in het leven.
‘Jens,’ zei Hector, ‘je moet Aron en mij eerst afzetten voordat je die man bij het ziekenhuis aflevert.’
Hij keek Hector via de binnenspiegel aan.
‘We moeten de auto schoonmaken, hebben jullie iemand die ons kan helpen?’
Hector en Aron dachten na. Ze praatten snel met elkaar in het Spaans. Aron koos een nummer op zijn mobiel, belde, stelde zich niet voor, zei alleen in een paar woorden dat er naar de auto van een vriend gekeken moest worden, dat er een nieuw interieur moest komen, vooral in de bagageruimte.
‘Sköndal, Semmelvägen,’ zei Aron tegen Jens.
***
Hector zei niets toen hij uitstapte. Aron volgde hem. Sophie zag hen over de Solna Kyrkväg lopen, vlak onder het Karolinskaziekenhuis.
Jens keerde de auto en reed snel door naar het ziekenhuis.
‘Sophie! We kunnen niet met hem mee naar binnen, we moeten hem bij de ambulance-ingang achterlaten en maken dat we wegkomen. Oké?’
Ze antwoordde niet en nam Klaus’ pols op.
Jens reed het ziekenhuisterrein op. Hij vond de ambulance-ingang, waar niemand was, reed naar binnen en toeterde.
‘Laat je niet zien,’ zei hij terwijl hij het portier opende.
Sophie verliet Klaus, klom over de bank voor de bagageruimte en liet zich op de vloer voor de achterbank glijden. Haar kleren zaten onder het bloed. Jens rende naar achteren en maakte de achterklep open.