‘Ga zitten als je een stoel kunt vinden.’
Jens vond er een.
‘Werk je hier?’ vroeg hij, terwijl hij ging zitten.
Aron schudde zijn hoofd.
‘Nee.’
Aron ging achter het bureau zitten.
‘Wat heb je op je hart?’ vroeg hij luchtig, glimlachend om zijn eigen woordkeus.
Jens ordende zijn gedachten snel.
‘Na ons afscheid ben ik naar Jutland gegaan. Ik ging een nachtje bij mijn oma logeren en werd wakker met een Glock in mijn mond. De grote Rus zat op de rand van mijn bed.’
Aron trok zijn ene wenkbrauw op.
‘Hij heeft me bewusteloos geslagen en is er met mijn kisten vandoor gegaan.’
‘En in die kisten zaten je wapens?’
Jens knikte.
‘Voor wie waren die?’
‘Voor een klant.’
‘Maar niet hier in Zweden?’
Jens schudde zijn hoofd.
Aron dacht even na.
‘Wist hij dat er wapens in de kisten zaten?’
‘Nee, dat denk ik niet. Waarschijnlijk heeft hij in het schip een zendertje aan een van de kisten vastgemaakt en toevallig was dat mijn kist en niet die van jou.’
Aron piekerde en keek hem aan.
‘En wat kan ik voor je doen?’
‘Ik moet mijn spullen terug hebben, ik moet weten wat je van hem weet... Waar hij is, hoe ik met hem in contact kan komen.’
***
*
***
De kroeg was geen kroeg. Het was een pizzeria met de tekst ‘Bier en Wijn’ op het raam. Donkere houten meubels en de goedkoopste papieren servetten die te krijgen waren, stug en dun.
Hij at een halve pizza en dronk daar vier biertjes en drie borrels bij. Hij voelde de behoefte om dronken te worden. Lars liet zijn gedachten dwalen, iets wat hij de laatste tijd graag deed. Eerder voelde hij zich altijd schuldig als hij zijn gedachten niet voor iets nuttigs gebruikte, iets bruikbaars. Nu mocht hij ze van zichzelf de vrije loop laten, ze zomaar een kant op laten gaan en zichzelf erdoor laten meevoeren. Heerlijk was dat. Nieuwe emoties doken op en verdwenen. Hij nam ook nog een paar pillen in en raakte zo ontspannen als een slapende baby. Misschien wilden alle mensen dit wel, misschien was dit de toestand waar iedereen die een paar jaar in de volwassen wereld had doorgebracht naar op zoek was. Hij glimlachte bij zichzelf en keek de pizzabakker aan die achter de bar stond. De pizzabakker keek verontrust en wendde zijn ogen af. Hij zag zijn nirwanakalmte vast wel, dacht Lars, en kreeg het waarschijnlijk benauwd omdat hij die zelf niet had. Iedereen was jaloers op hem, dat was altijd al zo geweest.
Lars krabde hard aan zijn wang, aan een puistje dat niet wilde verdwijnen.
Met een warm gezicht en een enge tunnelvisie reed hij rond negen uur naar het huis van Sophie. Hij had acht afluisterplekken die hij beurtelings gebruikte om ontdekking te voorkomen, allemaal dicht bij het huis. Hij parkeerde bij standplaats vier, of was het misschien drie? Schakelde de motor uit, zette zijn koptelefoon op en luisterde. Het was stil in huis. Hij zocht naar Sophie in het geluidsbeeld – zat ze daar gewoon? Hij nam nog een paar pillen en het leven werd warriger.
Even later hoorde hij voetstappen door de keuken en de hal. Hij hoorde de voordeur open- en dichtgaan. Hij schakelde over naar de microfoon in de keuken, luisterde of ze de deur voor iemand had opengedaan of het huis had verlaten. Geen geluid in de keuken en in de hal was het ook stil. Hij wachtte. Ze was de deur uit gegaan.
Lars startte de auto en reed naar het huis, kwam haar Land Cruiser tegen die de heuvel af kwam rijden. Boven op de heuvel keerde hij de Volvo.
Zijn dronkenschap maakte het achtervolgen moeilijk. Om niet te dichtbij te komen en niet te ver achterop te raken en haar kwijt te raken. Maar het avondverkeer was gunstig, er reden weinig auto’s over de Roslagsvägen de stad in. Hij bleef in het midden rijden, keek door zijn wimpers en gebruikte de strepen op de weg als richtlijn.
Hij volgde haar naar Vasastan, waar ze parkeerde bij restaurant Trasten. Lars vond een parkeerplaats verderop en zag in zijn binnenspiegel Hector aankomen. Hector en Sophie zoenden elkaar op de wang toen ze elkaar op het trottoir ontmoetten en liepen het restaurant in.
***
*
***
Jens herkende de man niet die het vertrek binnenkwam waar hij en Aron zaten te praten.
‘Is Carlos hier niet?’
Aron schudde zijn hoofd.
‘Hij heeft me gebeld, ik moest hierheen komen.’
Aron schudde weer zijn hoofd.
‘Nee, ik heb hem niet gezien.’
De man stond nog even na te denken en kreeg toen Jens in het oog. Hij stelde zich voor.
‘Hector Guzman.’
Ze gaven elkaar een hand. Hector was een lange man met een been in het gips, goed gekleed, hij zag er vriendelijk uit en leek iemand met wiens wensen altijd rekening gehouden werd, niet alleen hier, maar overal.
‘Jens is de man over wie ik heb verteld, van de boot,’ zei Aron. ‘Hij heeft een probleem dat wij ook hebben.’