Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(53)

By:Alexander Soderberg


De man glimlachte opgewonden en praatte als een tv-verkoper over zijn lievelingen – een wapenfreak, dacht Michail. Hij onderbrak het verkooppraatje van de man en wees naar de muur.

‘Geef me een Sig en twee ploertendoders.’

De freak haalde het wapen van de muur, gaf Michail een doosje ammunitie, begon te babbelen dat die uit Zwitserland kwam, hoeveel de kogels wogen en waar ze vooral goed voor waren. Hij trok de la van een boekenkast open en haalde er twee ploertendoders uit. Michail gaf het pistool aan Klaus en een stapeltje eurobiljetten aan de man.

Ze verlieten de kelder en het huis zonder gedag te zeggen en stapten in de auto. Klaus las een adres van een blaadje en voerde dat in op het navigatiesysteem. Michail toetste het nummer dat Roland Gentz hem had gegeven in op zijn mobiel en drukte op het groene knopje. Een man nam op.

‘Carlos? Ik zou je bellen, je weet wat je moet doen, we zijn er...’ Michail leunde naar voren en las op het navigatiesysteem, ‘... over twintig minuten.’

Michail hing op.

‘Maak nu een U-bocht,’ zei de digitale vrouw weer.

‘Hou je kop,’ zei Klaus.

***

*

***

De antiekzaken in de Roslagsgatan, de tourist traps in de oude binnenstad en in de Drottninggatan, en alle winkeltjes in Södermalm en Kungsholmen – alles wat maar in de verte te maken had met etnische kunst, antiek of gewoon newageprullaria, Jens had overal naar Thierry gezocht. Dat was feitelijk zijn enige aanknopingspunt, Thierry’s belangstelling voor een stenen beeldje uit Zuid-Amerika... De kans dat hij Aron of Leszek in de stad zou tegenkomen was minimaal, ook al sjouwde hij hier nu al een paar dagen rond.

De Västmannagatan was minder bekend om zijn winkeltjes. Jens had daar lang geleden een glazen aardbol gekocht. De naast elkaar gelegen winkels gingen toen meer de kant van curiosa en jarenvijftigdesign op. Jens begon bij Norra Bantorget en werkte de hele straat af in de richting van het Odenplan. Boven op zijn vermoeidheid kwam een forse dosis frustratie. Maar hij had geen keus, hij moest wel doorgaan. Winkel in, winkel uit, steeds maar weer vragen of ze iets aan Zuid-Amerikaanse cultuurschatten deden. Of ze misschien een man kenden die Thierry genoemd werd. Steeds dezelfde vragende gezichten.

Na een uur en een kwartier kwam hij langs de winkel waar hij twintig jaar eerder de aardbol had gekocht. De winkel zag er nog hetzelfde uit, alleen de prijzen in de etalage waren anders. Twee portieken verderop zat een winkeltje dat hij niet gezien zou hebben als hij niet aan het zoeken was geweest. De etalage was klein en donker, er waren maar een paar dingen uitgestald. Dekens met duidelijke patronen, maskers, schilden en speren. Hij ging naar binnen. Een winkelbel aan de deur rinkelde.

De winkelruimte stond propvol oude dingen uit alle hoeken van de wereld, het was net alsof hij zich op verschillende plaatsen en in verschillende tijdperken tegelijk bevond. Jens keek zijn ogen uit. Zo veel indrukken. Oude kunstvoorwerpen, textiel, meubels, sieraden, beeldjes. Het was allemaal mooi, aantrekkelijk en bijzonder – machtig, op de een of andere onverklaarbare manier. In een glazen vitrine in een hoek zag hij kleine stenen figuurtjes, het leken wel miniaturen van het beeldje dat hij Thierry op de boot had zien vasthouden.

Achter hem klonken voetstappen en hij draaide zich om. Het gordijn dat als afscheiding diende tussen de winkel en een achterkamer ging opzij en er kwam een mooie vrouw tevoorschijn. Ze had een hoog, rond kapsel en liep fier rechtop, zonder dat ze lang was. Hij gokte dat ze oorspronkelijk uit West-Indië kwam.

‘Dag,’ zei hij.

Ze antwoordde met een glimlach.

‘Thierry...’ zei Jens, alsof hij opeens onbewust had begrepen dat hij hier aan het juiste adres was.

Ze aarzelde, draaide zich om en verdween weer achter het gordijn.

Jens voelde zijn hart bonzen. Het duurde een paar seconden voordat de man die tevoorschijn kwam Jens herkende.

‘Jij?’

***

Thierry had Aron gebeld, de situatie in het kort uitgelegd en de hoorn aan Jens gegeven.

Aron had gezegd dat hij naar een restaurant een paar huizen verderop moest gaan.

Thierry hield de deur voor hem open en wees de straat in.

‘Daar, hij wacht op je.’

Jens begon in de richting van het restaurant te lopen. Het was allemaal absurd. Een kans van een op de zoveel. Een onvoorstelbaar kleine kans.

‘Trasten’ stond er op een bordje. Jens ging naar binnen en liep naar de bar, telde een tiental mensen aan verschillende tafeltjes. Hij bestelde een glas tonic en keek de ruimte door terwijl hij dronk.

Een paar minuten later kwam Aron door de zwaaideuren de keuken uit, hij zag Jens en wenkte hem.

Jens liep achter Aron aan de keuken en een korte gang door en werd een kantoor binnengelaten.

Het kantoor was een klein hokje. Een bureau met een computer erop, rommelig, halfvolle asbakken, een stapel kranten, een oud gestolen verkeersbord dat tegen een muur stond – Stopverbod. Gebruikte koffiekopjes en een kalender van een paar jaar geleden. Een kamer die onmiskenbaar door meer mensen werd gebruikt, waarschijnlijk alleen mannen. Mannen die wilden dat dit een vrijplaats was, waar niemand verantwoordelijkheid hoefde te nemen.