Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(52)

By:Alexander Soderberg


Ze lag boven te slapen, het gevoel dicht bij haar te zijn was bedwelmend. Lars sloop de keuken in. Voorzichtig deed hij de koelkast open, keek erin en liet zijn fantasie de vrije loop. Hij stelde zich voor dat hij de man in huis was, die uit bed was gestapt om in de keuken iets te eten te halen.

Lars zette brood, boter en beleg voor zichzelf op tafel neer en ging een boterham zitten eten. Hij glimlachte naar zijn zoon die de trap af kwam, ging staan om Sophie een zoen te geven toen zij even later beneden kwam en gebaarde naar het ontbijt dat hij had klaargemaakt. Ze glimlachte en gaf hem nog een zoen. Hij maakte een gevatte opmerking, Sophie en de zoon lachten.

Lars verliet het huis, bij het hekje wuifde hij al fantaserend naar zijn niet-bestaande gezinnetje en liep terug naar zijn auto in het duister van de nacht.

Thuis in zijn appartement nam hij nog een paar pillen en sliep als een roos op zijn vieze matras.

***

*

***

Hij zat met zijn knieën tegen de rug van de stoel voor hem. Michail vond de vliegtuigstoel te krap. Naast hem zat Klaus. Klaus was in de veertig, een Duitse bodybuilder van het peziger soort. Klaus werd al kaal en had overal afgetrainde spieren, zelfs in zijn gezicht, dat met een forse pornosnor getooid was. Hij was een mannetjesputter die overal iets van wist en geen specifieke kwaliteiten had – een allrounder die zelden nee zei tegen een klus. Ze hadden eerder samengewerkt bij een paar huisbezoeken waartoe Ralph opdracht had gegeven. Toen was Klaus een goeie geweest, vrij gewetenloos.

Ze waren in München opgestegen en onderweg naar Stockholm Arlanda. De stewardess bood koffie aan, achter in de cabine huilde een kind, oude mannen in colbertjes losten sudoku’s op en vrouwen van middelbare leeftijd werkten aan presentaties op hun laptop. Klaus had oortelefoontjes in, waar de Bee Gees dwars doorheen sisten. Klaus bewoog ritmisch mee met zijn hoofd en tikte met zijn rechterhand op zijn broekspijp.

Michail dacht na over wat er moest gebeuren. Hij had geen duidelijk plan, werkte verschillende aanpakken uit in zijn hoofd en woog ze tegen elkaar af. Uiteindelijk kwam hij altijd op hetzelfde uit: hard en secuur toeslaan. Roland was twee dagen eerder in Stockholm geweest en met een grijns op zijn lippen teruggekomen. We hebben nu iemand, had hij gezegd. Hij brengt jullie met Hector in contact...

Er klonk een ‘pling’ in de cabine, het lampje van de veiligheidsriem ging aan. Een vrouwenstem neuzelde door de luidsprekers in een noordelijke taal die hij niet verstond. Het toestel zette de landing in. Het schudde behoorlijk, Klaus hield de armleuning vast en tilde in een reflex bij elke schommeling zijn voeten op.

‘Ik heb hier zo de pest aan,’ zei Klaus. ‘Echt zwaar de pest.’

Er stonden dwarswinden toen ze het vliegveld naderden. Klaus zag bleek. Het vliegtuig helde naar links over om snel weer een tegenbeweging naar rechts te maken. Klaus greep Michails arm vast.

‘Scheisse...’

Het toestel kwam aan de grond en de straalomkering werd ingeschakeld. Klaus haalde opgelucht adem.

Ze reden in een huurauto naar Stockholm, checkten in bij een hotel aan het Hötorget en gingen de stad in. Het werd al avond en ze aten een hapje op een terras. Het was warm, warmer dan in München.

‘Voor zover ik weet, heeft hij drie man in dienst, daar moeten we van uitgaan. Twee van hen, Hectors lijfwacht en die Pool, zijn beroeps, de derde weet ik niet.’

Onder het luisteren at Klaus van zijn tartaar; hij kauwde snel en hield het mes waarmee hij het vlees sneed op een eigenaardige manier vast.

‘Hij heeft een kantoor hier in de stad, maar daar is hij praktisch nooit. De laatste keer dat ik hem hier heb geobserveerd, zat hij veel in het restaurant en daar slaan we toe. We hebben het contact, hij gaat het regelen.’

‘Klinkt goed,’ reageerde Klaus zonder enthousiasme. Hij wenkte de ober en wees naar zijn lege frisdrankglas.

Ze verlieten het restaurant, stapten in hun huurauto en voerden Sandborgsvägen, Enskede in op hun navigatiesysteem.

‘Maak nu een U-bocht,’ zei de stem van het navigatiesysteem in het Duits en Klaus volgde de aanwijzing op.

Ze zochten zich een weg door het stadsverkeer, wisten op de Söderleden terecht te komen, namen de linkerbaan en reden de Johanneshovsbron over.

‘Net een grote golfbal,’ zei Klaus toen ze Globen passeerden.

De auto stopte voor een bescheiden villa. Ze belden aan en er werd opengedaan door een man van middelbare leeftijd met een kaal hoofd en een buikje, gekleed in een ouderwets overhemd met een te korte stropdas. Alsof hij net thuis kwam van zijn werk – ouderwets werk.

‘Willkommen... meine Herren.’

De man lachte om zijn eigen Duits.

Ze liepen achter hem aan de kelder in, de man opende een ijzeren deur en gebaarde dat ze naar binnen mochten. Michail liep het vertrek in en zag een heleboel wapens, revolvers en automatische pistolen aan de ene muur, hagelgeweren en snelvuurwapens aan de andere.