‘Hoi?’
Sara stond naast hem. Hij keek haar vragend aan.
‘Hoe wist je dat ik hier was?’
‘Ik ben je gevolgd.’
‘Waarvandaan?’
‘Vanaf het gezondheidscentrum.’
Lars keek naar de bowlers en nam een slok wijn. Ze ging zitten en probeerde zijn blik te vangen.
‘Hoe gaat het met je, Lars?’
‘Goed, hoezo?’
Sara zuchtte zacht.
‘Lars, alsjeblieft, kunnen we niet praten?’
Lars deed net of hij het niet snapte en lachte.
‘Dat doen we toch... We praten nu toch? Onze monden bewegen.’
Hij lachte op een rare manier. Sara keek naar haar handen.
‘Ik wil het zo niet,’ fluisterde ze.
Lars zag ballen over de parketbanen rollen en kegels omvallen.
‘Ik herken je niet meer, je bent de hele tijd zo boos, je zegt niet wat er is... Komt dat door mij?’
Hij snoof.
‘Ik wil je helpen als ik dat kan, Lars.’
Ze keek naar hem om te zien of haar woorden tot hem doordrongen.
‘Je hebt dit eerder gehad, Lars,’ fluisterde ze.
Hij ontweek haar blik.
‘Toen wij elkaar leerden kennen, voordat we besloten te gaan samenwonen, toen je net in Västerort was begonnen. Toen was je ook zo... Dat heeft toen een paar weken geduurd... Toen je daar doorheen was, vertelde je over de medicijnen die je als kind had gekregen...’
‘Wat een onzin allemaal...’
Sara moest haar best doen om zich niet uit het veld te laten slaan door zijn houding.
‘Nee, dat is geen onzin,’ zei ze.
Een slanke oude man in een dun trainingspak gooide een strike en probeerde zijn trotse grijns te verbergen toen hij terugliep naar zijn kameraden.
‘We hadden het altijd zo goed, Lars,’ zei ze. ‘We hadden een relatie zonder ruzie of misverstanden. We lieten elkaar vrij, maar toch hoorden we bij elkaar... We hadden dezelfde interesses, dezelfde ideeën. We hadden iets aan elkaar...’
Hij dronk uit zijn glas, keek haar niet aan.
‘Wat is er gebeurd, volgens jou?’ vroeg ze.
‘Er is niets gebeurd, behalve dat jij paranoïde bent... en lelijk.’
Sara probeerde haar gekwetstheid te verbergen.
‘Dan wil ik dat we uit elkaar gaan.’
Zijn mond had nog steeds die scheve glimlach.
‘We zijn toch al uit elkaar?’
Sara’s verdriet veranderde in woede en ze staarde hem aan, stond daarna snel op en liep weg. Lars keek haar na, nipte van de wijn en zag dat een dikke oude vrouw haar bal in de goot liet rollen. De vrouw probeerde een vrolijk gezicht te zetten toen ze terugliep naar haar vrienden, alsof de lol niet in het winnen zat, maar in de gezelligheid. Ja, dat zal best wel.
Toen de bowlinghal sloot, vond hij een Ierse pub die net zo Iers was als McDonald’s Fins. Een breedbeeld-tv, elektrische dartboards, mini-basketbal met stomme mini-basketballetjes. En om het helemaal af te maken een Iraanse barkeeper die slecht Engels sprak en Lars ‘mate’ noemde. Maar wat maakte hem dat uit? Hij was daar om dronken te worden, en dat werd hij ook. Hij dronk zich een ongeluk tot sluitingstijd en werd de volgende ochtend wakker in zijn auto, met een koude neus achter beslagen autoruiten. De wereld buiten was al wakker en volop bezig.
Lars ging rechtop zitten, wreef de vermoeidheid uit zijn ogen, krabde hard door zijn haar dat plat op zijn hoofd zat, dronk met verschaald bier de droogte weg uit zijn mond.
Met zijn kater reed hij naar het Danderydsziekenhuis. Daar zat hij de hele dag in zijn geparkeerde auto op zijn nagels te bijten, zijn pillen te slikken, zijn lunch op te drinken en te wachten.
***
Toen Lars die middag Sophie het ziekenhuis zag verlaten klaarde zijn humeur op en was hij weer gerustgesteld.
Hij bleef een eindje achter haar toen ze naar huis fietste, vervolgens haalde hij haar in en deed hetzelfde als altijd: hij reed naar haar huis, koos een plek uit voor de nacht, zette zijn koptelefoon op en luisterde naar haar dagelijkse routine.
Dit was nu zijn leven aan het worden, niets was verder nog belangrijk. Hij luisterde naar haar bezigheden, naar haar voetstappen als ze langs een microfoon liep, naar haar avondmaaltijd die ze in haar eentje gebruikte en naar haar gesprekken met Albert.
Om elf uur schakelde Lars over naar de microfoon in de slaapkamer; hij hoorde dat ze het donzen dekbed van het bed trok en ging liggen. Hij begreep dat ze zonder dekbed sliep, hij hoorde nooit dat ze het weer over zich heen trok. Hij visualiseerde hoe ze daar lag op het witte laken, haar haar op het kussen, hoe ze zachtjes ademhaalde, misschien van hem droomde. Hij voelde een schreeuwende behoefte die hij niet begreep, niet kon beteugelen. Lars nam nog een dosis, de pillen gleden naar binnen. Alles werd vanzelfsprekend, zelfs die behoefte.
Toen het drie uur stil was geweest, toen Sophie en Albert diep in slaap waren in hun kamers, stapte Lars uit en sloop langzaam Sophies tuin binnen. De zomernacht was stil en zoel. Hij voelde zich rustig en harmonieus toen hij bij de veranda aan de achterkant bleef staan, om zich heen keek, zachtjes het trapje op liep en de deur voorzichtig met een loper opendeed. Het scharnier piepte een paar keer kort. Hij ging geruisloos de woonkamer binnen en luisterde gespannen.