Een paar minuten later kwam Sophie aanlopen van de kant van het Karlaplan. Gunilla wachtte op haar en samen liepen in de richting van de Sturegatan.
Na een poosje begon Gunilla vragen te stellen. Het ging zoals gewoonlijk over de mensen rond Hector, hoe ze heetten en wat hun rol was – wat je al dan niet van hen kon verwachten. Die beantwoordde Sophie zo goed mogelijk. Toen Gunilla naar Hector zelf begon te vragen, wie en wat voor iemand hij was, gaf Sophie haar heel weinig informatie; ze deed alsof ze Hector niet kende, alsof ze een stilzwijgend vertrouwen dat hij haar zojuist had geschonken niet wilde beschamen.
Een paar schoolkinderen kwamen hen tegemoet op het trottoir en Sophie ging voor hen opzij.
‘Ik ben het type Hector Guzman al vaak tegengekomen in mijn werk. Charmant, opgewekt, totdat ze opeens in het tegendeel veranderen. En de levens van andere mensen kapotmaken...’
Sophie zei niets, ze bleef gewoon naast Gunilla lopen.
‘Laat je niets wijsmaken, Sophie.’
***
9
Hij voelde zich beroerd. Hij had constant het gevoel dat hij het niet goed deed. Gunilla liet nooit iets van zich horen, hij was lucht voor haar na hun laatste gesprek. Hij voelde dat hij zich belachelijk had gemaakt, hij had alles terug willen nemen, zijn excuses willen aanbieden, proberen de schade te herstellen. Maar hoe meer hij erover nadacht, hoe meer hij besefte dat het daar alleen maar erger door zou worden. De confrontatie had iets in hem losgemaakt. Hij lag ’s nachts te woelen in zijn bed; zweet, ongeordende gedachten en het licht van straatlantaarns door het raam hielden hem uit de slaap. Zijn gevoelens schoten heen en weer tussen boosheid en schaamte, woede en angst, waarvan hij de oorsprong niet kende.
Hij was die ochtend naar het gezondheidscentrum gegaan. Lars vertelde dat hij ’s avonds werkte, slecht sliep en rug- en hoofdpijn had. De arts, een man met warme, droge handen, was behulpzaam geweest, had gezegd dat Lars overwerkt was, dat hij een burn-out had. De arts scheen met een zaklampje in zijn ogen, voelde aan zijn amandelen en stak een vinger in zijn anus. Daarna schreef hij een recept uit voor Citodon tegen de rug- en hoofdpijn, en oxazepam tegen datgene wat Lars niet onder woorden kon brengen.
Lars vroeg of hij zijn dossier mocht inzien.
‘Waarom?’ vroeg de arts.
‘Omdat ik dat wil.’
Dat was kennelijk voldoende. De arts draaide het scherm van zijn computer om en Lars las het dossier snel door. Er stond niets over zijn eerdere akkefietjes in.
‘Tevreden?’
Lars antwoordde niet.
‘Over zes weken wil ik je weer zien,’ mompelde de arts.
Lars ging met de recepten naar de apotheek en reed in zijn Volvo door de stad.
Als kind had hij constant slaapproblemen gehad. Rosie gaf hem van haar pillen. Hij was elf jaar en ontwikkelde er al vroeg een tolerantie voor. Moeder Rosie, die al verslaafd was aan pillen en goed bevriend was met een arts met wie ze naar bed ging wanneer vader Lennart niet thuis was, regelde een paar onnozele witte pilletjes waar Lars elke avond om halfacht knock-out door ging. Hij wist nooit meer wat hij gedroomd had en overdag voelde hij een ontzettende leegte. Dat ging jaren zo door, tot ver op de middelbare school.
Een schoolzuster kwam erachter dat hij pillen slikte. Ze stelde een onderzoek in, probeerde haar boosheid te onderdrukken door duidelijk te praten, ze vertelde Lars dat de pillen die hij slikte erg sterk en erg verslavend waren. Dat Lars, nu hij in zijn puberteit zo veel sterke, verslavende pillen had geslikt, in de toekomst heel voorzichtig moest zijn met pillen en andere middelen die zijn humeur beïnvloedden, dat hij een verslaving had ontwikkeld die alleen in toom te houden viel door totale onthouding. Lars had geknikt, maar hij had geen flauw idee waar ze het over had. Hij knikte altijd als mensen iets tegen hem zeiden.
Toen hij zeventien was, stopte hij met de witte pillen en kreeg last van slaapproblemen, stemmingswisselingen en hevige angsten. Tijdens de weinige uren slaap die hij kreeg, had hij inktzwarte nachtmerries. De verslaving liet zich continu voelen, dag en nacht. Hij lag te woelen tussen zijn natte lakens, onrustig, bang en getergd.
Na een paar jaar vlakten de onthoudingsverschijnselen af tot een permanent gevoel van leegte. De behoefte werd minder, het trillen en de stemmingswisselingen ook. Maar de angst bleef en ook de slaapproblemen. Ze werden een dagelijkse routine, zijn werkelijkheid.
Hij parkeerde de auto voor de bowlinghal, die een volledige vergunning had.
Lars zocht een tafeltje op met uitzicht op de banen, waar groepjes gepensioneerden aan het gooien waren. Lars keek in zijn hand, zes pillen, uit elk doosje drie.
Hij gooide de pillen in zijn mond en nam ze in met rode wijn uit Bulgarije. Na een paar minuten verdween de druk op zijn borst en hij ontspande. Hij zat onderuitgezakt op een stoel naar de bowlende mensen te kijken; hij voelde leedvermaak wanneer ze mis gooiden en vond er niets aan wanneer ze het goed deden.