‘Je wilde meer over me weten, zei je.’
Hij sloeg de eerste bladzijde van het donkergroene album open, het waren de jaren zestig en de foto’s toonden een man en een vrouw in zondagse kleren die voor de Spaanse trappen in Rome stonden.
‘Dit is mijn vader Adalberto, die ken je. Pia, mijn moeder, staat naast hem.’
Sophie keek. Pia was gelukkig, dat sprak niet alleen uit haar gezicht, maar ook uit haar houding. Ontspannen, maar met rechte rug, op een vanzelfsprekende manier mooi. Adalberto met dik, zwart haar zag er trots uit, trots en tevreden. Sophies blik ging weer naar Pia. Ze was blond, ze was mooi, met een bruine teint die ze aan de Italiaanse zon te danken had. Ze zag eruit als het Zweedse ideaal van die tijd.
Hector bladerde verder, liet foto’s zien van zijn broer en zus en zichzelf toen ze klein waren. Hij vertelde over zijn eerste levensjaren, over zijn jeugd in Zuid-Spanje, over zijn eenzaamheid toen zijn moeder was overleden, over de band met zijn vader, over vrienden, vijanden, gevoelens, verdringing, relaties. Ze luisterde aandachtig.
Hij wees naar een foto waar hij met zijn broer en zus op stond, hij was toen tien. Lachende monden, alle drie met een indianentooi op.
‘Ze hebben het mooiste leven dat er bestaat, mijn zus en mijn broer. Ze hebben kinderen, zijn getrouwd, ze zijn gesetteld. Ik niet.’
Hij leek in die gedachte te blijven hangen, alsof de woorden die hij zojuist had gezegd een werkelijkheid werden waar hij eerder niet de vinger op had willen leggen. Sophie keek naar hem, die kant van hem beviel haar, de nadenkende, verborgen kant, met een diepte die hij tegenover zichzelf niet wilde erkennen, waar hij geen toegang toe dacht te hebben.
Hector sloeg om naar de volgende bladzijde, een foto van zijn zus Inez toen ze vijf jaar was, met een pop in haar armen. Hector glimlachte en sloeg weer een bladzijde om. Zijn gezicht straalde toen hij zichzelf als klein mannetje zag, staand voor een boom, de armen langs zijn lichaam, met één ontbrekende voortand. Hij wees naar het kiekje.
‘Thuis in de tuin, ik weet nog dat die foto gemaakt werd. Die tand was ik kwijtgeraakt toen ik met mijn fiets was gevallen, tegen mijn vriendjes zei ik dat ik had gevochten.’
Hij lachte kort en legde het album op Sophies schoot, leunde achterover, haalde een sigaartje uit zijn borstzakje, stak het op en hield de rook van het eerste trekje even in zijn longen voordat hij die uitblies.
‘Vroeger was alles beter, of niet?’
Sophie bladerde verder in het album en zag meer foto’s van hem als klein jongetje. Bij een foto waarop hij zat te vissen met de avondzon in zijn gezicht bleef ze wat langer stilstaan. Hij was een jaar of tien, en aan de uitdrukking op zijn gezicht zag je daar al dat hij een doelbewust persoon was. Ze vergeleek de foto met hoe hij er nu uitzag, nu hij onderuitgezakt een sigaartje lag te roken; ze zag de gelijkenis.
Ze wisselde van album, zag weer foto’s van zijn moeder Pia. Een foto waarop ze het haar van haar drie kinderen waste in een tobbe ergens op een grasveldje. Ze kreeg de indruk dat Pia een gelukkige moeder was. Sophie bladerde verder. Een foto van een jongere, donkerharige Adalberto Guzman die een sigaar zat te roken op een oude stenen veranda, met cipressen en olijfgaarden op de achtergrond. Foto’s van spelletjes en kinderfeestjes. Op verschillende plaatsen genomen foto’s van Adalberto en Pia met bekende mensen uit die tijd. Sophie herkende Jacques Brel, en misschien Monica Vitti. En een kunstenaar van wie ze zich de naam niet herinnerde. Daarna een reis met het gezin naar Teheran midden jaren zeventig. Eten met vrienden, vrolijke gezichten. Adalberto, Pia en de kinderen. De bladzijden die volgden stonden vol met allerlei foto’s van het gezin, onbekende vrienden en familieleden, vrolijke foto’s – Madrid, Rome, de Franse Rivièra, Zweden en de scherenkust. In 1981 hield het op, de resterende bladzijden van het album waren leeg.
‘Waarom houdt het hier op?’
Hector keek naar het album.
‘In dat jaar is mijn moeder overleden. Daarna hebben we geen foto’s meer gemaakt.’
‘Waarom niet?’
Hector dacht even na.
‘Ik weet het niet, misschien omdat we geen gezin meer waren.’
Ze wachtte tot hij verder zou gaan. Dat zag hij.
‘In plaats van een gezin werden we vier mensen die zich er in hun eentje doorheen probeerden te slaan... Mijn broer verstopte zich onder de zeespiegel met zijn duikuitrusting, Inez verdween in een soort partyleven in Madrid dat jaren duurde. Mijn vader werkte en daarin volgde ik hem. Misschien omdat ik de dood van mijn moeder het slechtst aankon en me aan mijn vader vastklampte.’
Hij rookte en wendde zijn ogen af. Ze bleef zijn blik halsstarrig zoeken, hij voelde het en keerde zijn gezicht naar haar toe.
‘Wat?’
Ze schudde haar hoofd.