Gunilla waagde zich het hekje door en liep voorzichtig het grindpad over. Ze keek door het keukenraam aan de straatkant naar binnen. Wat ze van de keuken kon zien, zag er smaakvol uit. Een charmante mix van oud en nieuw, een mooie messing keukenkraan, een aga-fornuis, een oud eiken aanrechtblad. Een hanglamp die zo mooi, zo apart en zo goed gekozen was, dat Gunilla een steek van jaloezie voelde. Ze keek verder, haar blik bleef hangen bij de snijbloemen in een grote vaas achter het raam van de hal. Gunilla deed een stap naar achteren en keek langs de gevel omhoog. Achter een raam op de bovenverdieping zag ze nog een fraai boeket.
In de auto op weg terug naar de stad begonnen haar hersenen op volle toeren te draaien.
2
Leszek Smialy voelde zich net een hond, een hond zonder baas. Hij was onrustig als hij niet in de buurt van zijn baas was. Maar Adalberto Guzman had Leszek met een opdracht op pad gestuurd. Leszek had het vliegtuig gepakt en was een paar uur geleden in München geland.
De afgelopen tien jaar was hij steeds maar een week per kwartaal van Guzmans zijde geweken. Zijn leven verliep volgens dat stramien: drie maanden op, een week af. Die week logeerde hij altijd in een hotel, hij bleef op zijn kamer en dronk zich continu laveloos. Als hij niet te dronken was of sliep, keek hij tv. Hij had geen flauw idee wat hij anders moest doen. Hij wachtte gewoon tot de week voorbij was en hij weer aan de slag kon gaan. Leszek begreep echt niet waarom Guzman hem hardnekkig deze vrije week bleef opdringen.
Hij had net weer zo’n week achter de rug. De eerste dagen na de vakantie was hij ongeconcentreerd geweest en nog wat trillerig van de kater, hij bestreed die verschijnselen door te trainen en goed te eten en hij had het gevoel dat hij weer op de goede weg was.
Leszek zat achter het stuur van een gestolen Ford Focus in de villawijk Grünwald even buiten München. Grote villa’s met grote omheinde tuinen, weinig leven te bekennen.
Guzman had Leszek foto’s gegeven van Christian Hanke, een keurige jongeman van vijfentwintig met kort, donker haar. Op de uitvergrote zwart-witfoto’s stond ook zijn vader Ralph Hanke. Leszek bekeek de foto’s nauwkeurig: de glimlach van iemand die het gemaakt had, in maatpak en met zorgvuldig gekamde haren.
Hij had de jongeman door zijn kijker geobserveerd en geen duidelijk beeld van hem gekregen, had alleen gezien dat hij rond acht uur was thuisgekomen en zijn bmw voor het huis op straat geparkeerd had. Dat hij vrouwelijk gezelschap had gehad, een hulp in de huishouding, en dat het licht in zijn slaapkamer tot twee uur ’s nachts had gebrand. Dat hij de volgende morgen om halfacht van de voordeur naar het ijzeren hek in de muur was gelopen en de straat was overgestoken naar zijn auto om vervolgens München in te rijden. Dat was de informatie die Leszek had, dat had hij tijdens zijn vierentwintig uur durende observatie gezien.
Uit de autoradio klonk Zuid-Duitse schlagermuziek. Een man die zo te horen met een brede glimlach zong, elektronische strijkinstrumenten op de achtergrond, een voorspelbare melodie. Leszek ving woorden op als bergtop, familieband en edelweiss. Dit land had iets zieks waar hij de vinger maar niet op kon leggen.
Hij zat met zijn handen op zijn knieën en haalde rustig adem. Het was een prachtige, wat heiige ochtend. De zonnestralen schenen door het gebladerte en zetten de omgeving in een gouden gloed. Hij vond het mooi, pijnlijk mooi.
Leszek keek naar zijn handen, ze waren smerig. Het installeren van de bom was nogal een geklieder geweest. Hij had het eerder gedaan, lang geleden tijdens zijn jaren bij de inlichtingendienst. Toen was het eenvoudiger geweest, minder tijdrovend, en kon je er gemakkelijker bij dan met de moderne ingekapselde motorblokken van tegenwoordig. Hij rekte zich uit en deed zijn ogen even dicht.
Toen hij ze weer opende, zag hij nog net dat er iemand achter een paar bomen langs van Christians villa naar de straat liep. Leszek probeerde te zien wie het was. Hij pakte zijn Swarovskikijker van de passagiersstoel en zette hem voor zijn ogen. De persoon achter de bomen was een vrouw, een jonge vrouw. Leszek keek op zijn horloge, kwart voor acht. De vrouw opende het ijzeren hek in de muur en stapte de straat op. Leszek vond de focusknop met zijn wijsvinger. Ze was blond, tussen de twintig en vijfentwintig jaar oud, had lang haar, droeg een grote zwarte zonnebril en kapotte designerjeans, en liep doelbewust op hooggehakte laarzen naar de auto. Een handtas over haar schouder. Ze zag er duur uit. Leszek richtte zijn kijker snel weer op het huis. Waar was Christian verdomme? Hij ging met een zwaai terug naar de vrouw die de straat overstak naar de bmw. In plaats van om de auto heen te lopen en plaats te nemen op de passagiersstoel opende ze het portier aan de bestuurderszijde, gleed achter het stuur en legde haar handtas op de stoel naast haar. Leszek bewoog de kijker snel weer terug naar de villa, geen Christian Hanke te bekennen.