‘Nee, dit is onverkoopbaar. Dit hou ik zelf, thuis, om naar te kijken.’
Hij keek Jens aan.
‘Maar ik verkoop wel dingen die hierop lijken, mocht je geïnteresseerd zijn.’
Jens schudde glimlachend zijn hoofd.
‘Bovendien is het een goede tegenkracht tegen jouw wapens en de cocaïne op onze tocht naar het vasteland. Het bezit goede krachten. Het helpt ons.’
Nu wist Jens wat Aron en Leszek op het schip deden.
***
*
***
Lars had een Volkswagen lt35 gekocht van het geld dat Gunilla naar zijn rekening had overgemaakt. Een grote, witte bestelwagen zonder enig herkenningsteken. De voorbank en de grote laadruimte waren door een tussenwand van elkaar gescheiden en slechts in een van de achterportieren zat een raam, van gespiegeld glas.
De auto stond zeventig meter van Sophies huis geparkeerd op een smalle, hoger gelegen grindweg. Hij had een oude, versleten leunstoel gekocht en die in de laadruimte van de auto gezet. Daar zat hij met een koptelefoon op, die verbonden was met een ontvanger, die op zijn beurt verbonden was met opnameapparatuur, te luisteren naar de familie Brinkmann, die zat te eten. Met elk woord dat er gezegd werd, met elke opmerking leerde Lars Sophie en de wereld waarin ze leefde, haar manier van denken en haar gevoelens, iets beter kennen.
Hij had haar nu twee weken geobserveerd, maar voor zijn gevoel was het een eeuwigheid. Gedurende deze aaneenschakeling van dagen, avonden en nachten waarin hij haar had gevolgd en gefotografeerd, zich dingen over haar had afgevraagd en inhoudsloze rapporten over haar had geschreven voor Gunilla, was er iets in hem veranderd. Hij voelde zich om de een of andere onverklaarbare reden vrijer en sterker, en hij keek niet meer zo ontzettend kritisch naar zichzelf.
Hij wist niet waar die verandering door gekomen was, misschien was het gewoon toeval, misschien was het zijn nieuwe werk, was het een gevolg van zijn eenzaamheid overdag? Hij vroeg zich af of het misschien de verdienste was van Sophie Brinkmann. Haar verschijning had hem iets duidelijk gemaakt, haar vrouwelijkheid had hem iets verteld over zijn mannelijkheid. Ze had hem duidelijk gemaakt wat hij wilde en hoe hij het wilde, ze had iets in hem losgemaakt. Als zij van een afstand zoiets voor hem kon doen, terwijl ze hem niet eens kende, dan moest hij toch eigenlijk voor haar hetzelfde kunnen doen. Hij wist dat ze met elkaar verbonden waren. Hij wist dat zij dat ergens ook wist.
Lars hoorde een openhartig gesprek tussen Sophie en Albert in zijn koptelefoon. Hun manier van communiceren getuigde van een ongedwongen en liefdevolle verstandhouding; hij verbaasde zich over zoveel spontaniteit, dat had hij nog nooit meegemaakt.
De laatste uren van zijn dienst hing hij onderuitgezakt in de leunstoel, knipte zijn nagels met een Leatherman-kopie, luisterde naar Sophie, die in bed lag te lezen. Hij hoorde haar alleen zo nu en dan een bladzijde omslaan. Hij deed zijn ogen dicht. Hij lag naast haar in bed, ze glimlachte naar hem.
***
Hij reed naar huis door de nacht, met het raampje open; de Zweedse lente was plotseling zomer geworden – de lucht was zoel en helder tegelijkertijd.
Thuis in zijn flat schreef hij zijn rapport op de oude typemachine.
‘Waarom doe je dat op de typemachine en niet op de computer?’
Sara stond in de deuropening, slaapdronken en gekleed in dat afgrijselijke verwassen nachthemd. Hij keek haar aan, stond op en smeet de deur vlak voor haar verbaasde gezicht dicht, draaide de sleutel om en liep terug naar zijn bureau.
‘Wat is er verdomme met je aan de hand?!’ Haar stem klonk gedempt achter de deur.
Hij luisterde niet naar haar en ging verder met typen. In zijn rapport aan Gunilla gaf hij globaal de dialoog tijdens de maaltijd weer. De vellen papier gleden door de fax en daarna door de papierversnipperaar. Hij wilde niet naast Sara liggen. De cognac was op, de flessen wijn waren leeg. Lars stortte zich op de sherry die in de boekenkast stond. Hij had geen idee waar die vandaan kwam. Die fles had daar altijd al gestaan. Hij dronk zo uit de fles, terwijl hij wachtte tot de computer was opgestart. Sherry, wat een bocht... Weinig alcohol en smerig, wie zat daarop te wachten? Hij dronk het toch op. Het verdreef de ellende om hem heen een beetje en warmde zijn hersenen op tot een acceptabele temperatuur. Zijn computerscherm begon te knipperen en het bureaublad verscheen. Hij klikte op een map, markeerde de inhoud en koos diavoorstelling. Daarna opende hij de map met klassieke muziek en begon foto’s van Sophie te bekijken op de klanken van Puccini. Hij had honderden foto’s van haar, die voor zijn ogen met vijf seconden ertussen werden vertoond, vergroot tot full screen.
Lars zat naar achteren geleund op zijn bureaustoel te kijken naar Sophie die naar haar werk fietste, thuis de sleutel in het slot stak, vaag te zien was achter het keukenraam, naar Sophie die de krant uit de brievenbus haalde, dode takken en wilde loten wegknipte uit haar rozenstruiken die tegen de gevel van het huis groeiden. Hij zag waar ze zich bevond, hoe ze zich voelde, waar ze aan dacht, elke nuance op haar gezicht. Het was net een film, de film over het innerlijke leven van Sophie Brinkmann. Hij moest lachen om het wonder, verbaasd dat hij, die zelden dit soort gedachten had, bij toeval op een vrouw was gestuit van wie hij alles wist. Was het wel toeval? Nee, dat kon het niet zijn, misschien had het lot het zo gewild.