***
*
‘Wil je me toch even helpen?’
Sophie riep naar boven, terwijl ze haar handen afdroogde aan een keukendoek.
‘Ik kom eraan!’ riep hij geïrriteerd.
Ze keek naar de keukendoek, besloot dat hij te oud was om weer terug te hangen en gooide hem in de afvalbak. Albert kwam de trap af lopen toen ze aluminiumfolie over de dampende aardappelschotel deed. Ze wees naar een geschenkverpakking op de tafel. Ernaast lagen cadeaupapier, plakband en geel lint. Albert ging zitten en begon cadeaupapier af te knippen.
Ze tilde de ovenvaste vorm van het fornuis naar het aanrecht, haastte zich toen de warmte door de ovenwant heen drong en liet de vorm de laatste centimeters op het aanrecht vallen.
Albert mat of hij voldoende papier voor het cadeau had afgeknipt.
‘Voor wie is het?’
‘Voor Tom.’
‘Waarom?’
‘Hij is jarig geweest.’
Hij begon het papier mooi te vouwen, maar plakte het lelijk dicht met het plakband. Dat ergerde haar, ze nam het over en deed het goed... en had er meteen alweer spijt van.
***
Ze reden de paar kilometer naar haar ouderlijk huis. Het dichte en groene gebladerte zorgde voor een lommerrijke aanblik. De huizen stonden verscholen tussen eiken, berken en appelbomen. De avondzon gaf het geheel een gouden gloed. Mooi, vond ze.
Vanaf de heuvel waarop de villa stond, kwam Rat aanrennen. Rat was een wit hondje, niemand wist tot welk ras hij behoorde, hij was gewoon wit en klein, blafte naar alles wat bewoog en af en toe beet hij iemand.
‘Rij maar over hem heen,’ zei Albert zachtjes.
Ze mochten de hond geen van beiden.
‘Zou je verdrietig zijn als Rat doodging?’ ging hij verder.
Sophie glimlachte, maar gaf geen antwoord.
‘Nou?’ vroeg hij nog eens.
Ze schudde van niet en Albert wierp haar een samenzweerderige glimlach toe.
***
Tom was in de woonkamer druk in de weer met de drankjes – Sinatra zong en Jobim begeleidde hem.
‘Hoi, Tom.’
Met zijn mond vol olijven gebaarde Tom naar Sophie dat ze moest wachten, wat ze niet deed. Yvonne kwam hen tegemoet. Ze kuste Albert op zijn voorhoofd, kneep even in Sophies onderarm en verdween. Zoals meestal droeg ze nieuwe witte gympen. Yvonne bewoog zich op haar zeventigste nog steeds alsof ze zichzelf als een bijzonder aantrekkelijke vrouw beschouwde.
Janes vriend Jesus uit Argentinië zat in kleermakerszit op het vloerkleed voor de tv met het geluid uit naar iets te kijken.
‘Hoi, Jesus.’
Ze sprak het uit als Hessuss. Hij zei vriendelijk: ‘Sophie,’ en ging verder met tv-kijken.
Jesus was anders. Hoe wist ze niet, maar elke keer dat ze zich een oordeel had gevormd over zijn manier van doen, had geprobeerd te gissen naar de reden van zijn nogal zonderlinge gedrag, had ze ernaast gezeten. Jane was gelukkig met hem op een manier die Sophie niet begreep, maar waar ze jaloers op was. Ze gingen ieder hun eigen gang en als ze elkaar zagen, glimlachten ze tegen elkaar. Dat kon zijn nadat Jesus drie maanden in Buenos Aires was geweest of wanneer ze elkaar in de keuken tegenkwamen nadat zij een tijdje aan de telefoon had gezeten. De glimlach was altijd hetzelfde, zo groot en zo breed alsof ze beiden op het punt stonden om in lachen uit te barsten.
Sophie liep de keuken in. Jane zat aan de keukentafel en probeerde groente te snijden op een plank. Ze kon niet koken. Sophie zette de aardappelschotel die ze had meegenomen in de oven, drukte een zoen op het hoofd van haar zus en ging naast haar zitten. Ze keek toe hoe Jane met veel moeite een komkommer in dobbelsteentjes sneed. Ze werden allemaal verschillend van vorm en grootte. Jane verbeet haar boosheid en schoof de snijplank door naar haar grote zus, die het van haar overnam.
‘Waar zijn jullie geweest?’ vroeg Sophie.
Op zondagmiddag waren ze meestal met zijn vieren: Sophie en Albert, haar moeder Yvonne en Tom. Jane en Jesus kwamen wanneer het hun uitkwam, in hun bezoeken zat geen enkele regelmaat, maar het was altijd fijn als ze opdoken.
‘Nergens, overal en nergens,’ antwoordde ze hoofdschuddend. ‘Ik weet het niet.’
Jane liet haar wang op haar hand rusten, lag half op de tafel waarbij ze haar elleboog gebruikte als steun. Zo zat ze meestal. Die houding leek een rustgevend effect op haar te hebben. Ze keek naar Sophie terwijl die de groente sneed.
‘Kijk me eens aan,’ zei ze.
Sophie keek Jane aan.
‘Heb je iets gedaan?’
‘Zoals wat?’
‘Met je uiterlijk?’
Sophie schudde haar hoofd.
‘Nee, hoezo?’
Jane keek haar onderzoekend aan.
‘Je ziet er blijer uit... alsof er een last van je is afgevallen.’
Sophie haalde haar schouders op.
‘Is er iets bijzonders gebeurd?’ vroeg Jane.
‘Ik weet het niet.’
‘Ben je aan het daten?’