‘Grote genade,’ zei ze. ‘Waar is het dichtstbijzijnde ziekenhuis?’
Hij hoestte.
‘Geen ziekenhuis. Rij naar huis, daar is een dokter.’
‘Nee, je moet naar het ziekenhuis, je moet geopereerd worden.’
‘Nee! Geen ziekenhuis!’ bulderde hij nu.
Ze probeerde rustig te blijven.
‘Luister nu naar me, je hebt veel bloed verloren, je hebt medische verzorging nodig... anders ga je dood.’
Hij keek haar aan, probeerde net zo rustig te zijn.
‘Ik ga niet dood... Er is een dokter bij mijn vader thuis, hij zal voor me zorgen. Als ik naar het ziekenhuis ga, draai ik de bak in... en dan ga ik daar dood. Dus dat is geen punt van discussie. Jij rijdt, ik wijs de weg.’
Ze reed snel door Marbella heen en de stad weer uit; de weg ging een tijdje omhoog en daalde daarna weer af naar de zee. Hector had aanvankelijk de weg gewezen, maar begon toen in te dutten. Hij had haar uitgelegd hoe ze moest rijden, waar ze moest afslaan, hij had haar de hele routebeschrijving gegeven voordat hij suf was geworden en langzaam weg begon te zakken. Ze begreep wat dat kon betekenen.
‘Hector!’ riep ze. Hij gebaarde met zijn hand dat hij haar hoorde.
‘Je mag niet in slaap vallen! Hoor je me?’
Ze keek beurtelings naar Hector en naar de weg voor zich. Sophie reed snel. Eén hand op het stuur, de andere op zijn schouder, ze schudde hem door elkaar.
‘Hoor je me?’
Hij knikte zwakjes en zakte weer weg.
In een bocht kwam hun een tegenligger tegemoet, ze week snel uit, de claxon van de auto verdween met dopplereffect achter hen. Ze schudde aan Hector, praatte hard, ze wilde dat hij naar haar luisterde. Hij kon het niet, hij raakte bewusteloos. Ze riep hem, ze sloeg hem, ze drong niet tot hem door. Sophie probeerde zich de route te herinneren die hij haar zojuist had beschreven.
Het werd al schemerig toen ze over een lange kronkelweg tussen keurig gemaaide gazons door omhoog reed naar het huis. De tuin was groter dan ze had kunnen vermoeden, het was een park waar geen eind aan kwam. De enorme zee strekte zich links van haar uit, ze vroeg het uiterste van de auto.
Er stonden drie auto’s voor het huis, een ambulance en twee personenauto’s; de deur van de villa stond wagenwijd open, ze toeterde, rende naar binnen en schreeuwde.
Er kwam een man de trap af snellen met bloed op zijn armen en kleren, maar hij zag er merkwaardig genoeg beheerst uit.
‘Hector ligt gewond in de auto,’ zei ze luid en buiten adem.
De man draaide zich om op de trap en haastte zich weer naar boven, riep iets in het Spaans en kwam terug met een andere man die even bebloed en even beheerst was. De mannen renden naar de ambulance, haalden er een brancard uit, liepen snel naar de doorzeefde auto, tilden Hector eruit en brachten hem naar binnen. Sophie liep achter hen aan toen ze de brancard de trap op droegen.
Het eerste wat ze zag toen ze op de bovenverdieping kwam, was dat de ramen van de eetzaal kapotgeschoten waren, de hele vloer was bezaaid met glassplinters. Leszek lag op een eettafel, twee mannen waren hem aan het opereren. Op de vloer lag een dode onder een wit laken en achter in de kamer zat een onbekende bebaarde man in een geruit overhemd en een spijkerbroek dood tegen de muur met een pistool in zijn hand. Hij had een kogelgat in zijn keel, op de muur achter hem zat bloed. Ze probeerde duidelijkheid te krijgen.
De ene man rukte Hectors kleren open, de andere rommelde in een grote tas, zocht naar bloedplasma, de juiste bloedgroep. Ze werkten snel en geroutineerd. De man die naast Hector stond, was arts.
‘Ik ben verpleegkundige,’ zei ze tegen hem.
Hij keek haar aan, keek daarna de kamer rond en wees naar Leszek. Ze liep erheen, Leszek was verdoofd, hij had een grote vleeswond aan zijn schouder. Het was een bloederige, vieze en rommelige bedoening. Levens redden, daar ging het nu om; niet om perfecte hygiëne of andere luxe waar ze aan gewend was. Er stond een vrouw bij Leszek, die met een pincet stukjes kogel uit de wond peuterde, de man naast haar hield het infuus in de gaten en maakte schoon. Leszeks arts had gehoord wat ze had gezegd en wees naar een badkamer. Sophie liep erheen, waste haar handen grondig en keek niet in de spiegel.
Ze werkten geconcentreerd, door de kapotte ramen kwam zilte zeelucht naar binnen. Ze ging tussen Leszek en Hector in staan, en gaf de artsen en verzorgers die haar hulp inriepen wat ze nodig hadden.
‘Hector heeft enorm veel bloed verloren,’ zei de arts. ‘We vullen het zo goed mogelijk aan. Hij heeft twee kogels in zijn rug, het is moeilijk iets over zijn toestand te zeggen.’
Sophie hechtte Leszek, verbond zijn schouder en was toen klaar met haar taken; ze kon niemand meer ergens mee helpen. Ze ging haar handen nog eens wassen en keek weer niet in de spiegel.
In de kamer was het stil. Hectors arts was aan het opereren, geholpen door zijn assistent.