‘Rijden!’ schreeuwde hij.
Nu waren de rollen opeens omgedraaid, Hector en Sophie joegen op de motorfiets. De schutter op de duozitting keek voortdurend achterom, Hector leunde weer uit het kapotte raam, loste twee schoten, de motor reed door naar de file. Hij hield het pistool in zijn rechterhand, liet het in zijn handpalm rusten, richtte en loste drie schoten vlak na elkaar... Miste weer. De file kwam dichterbij, Hector schoot de patroonhouder leeg... Er gebeurde niets.
De motor stond op het punt tussen de auto’s door te rijden. Hij stopte de laatste patroonhouder in het wapen, ademde kort in, richtte, hield zijn adem in en schoot met herhaalde trekkerbewegingen de patroonhouder leeg... en als door een wonder troffen een of meer kogels doel, de motor maakte een plotselinge, krappe draai, viel op zijn kant en stond op zijn voorwiel, en wierp zowel de bestuurder als de schutter af toen hij over de kop vloog. De bestuurder kwam met zijn rug tegen de middelste vangrail. De schutter vloog eroverheen en kwam op de tegengestelde baan terecht, een vrachtwagen probeerde te remmen en uit te wijken. Zonder succes, hij stuiterde over de man heen.
Ze juichten alsof hun voetbalteam een doelpunt had gescoord. Het was absurd, maar het was hetzelfde gevoel, hetzelfde euforische gevoel...
Sophie reed op het laatste moment een afrit op, haar handen trilden, haar ademhaling was oppervlakkig. Ze moest overgeven.
***
*
***
Hij was druk bezig. Op het bed lagen keurige stapels rapporten, uitgewerkte verhoren, het complete afluistermateriaal van Sophie op verschillende soorten informatiedragers opgeslagen. Een heleboel foto’s van Sophie, van Hasse, van Anders, van iedereen. Waardepapieren uit Liechtenstein, samen met Gunilla’s onderzoeken en aantekeningen. Wie het las, zou de samenhang begrijpen.
Hij zat achter zijn computer, zette het afluistermateriaal van de Brahegatan op een usb-stick, verzamelde alles wat hij had.
Lars keek naar het bed, hij had goed werk geleverd, hij was tevreden. Dat gevoel had hij lang niet meer gehad. Hij had een beloning verdiend. De minibar was de eerste prijs. Hij nam een biertje. Het koude vocht was binnen een paar seconden zijn keel gepasseerd. Hij wachtte even en werkte toen de rest van de inhoud af; kleine flesjes sterke drank, een half flesje rode wijn... een half flesje wit, champagne. Partytime. Het ging er allemaal doorheen.
Lars staarde naar de Nybrokajen, de minibar was leeg en hij was zat. Maar de dronkenschap verflauwde snel en gaf hem niet wat hij nodig had. Alcohol werd zwaar overschat. Zijn ene been maakte nerveuze bewegingen, hij knarsetandde, krabde op zijn hoofd, hij kreeg de kriebels van deze kamer, hij wilde weg, naar buiten.
***
Met zijn sporttas in de hand wandelde hij snel langs de gevels van de Strandvägen, sloeg rechts af de Sibyllegatan in en stak door naar de Brahegatan en de huurauto. Hij legde de apparatuur in de kofferbak, controleerde of hij het signaal van de microfoon in het bureau ontving, sloot de auto af en liep dezelfde weg terug. Maar in plaats van links de Strandvägen in te slaan en terug te lopen naar het hotel, wandelde Lars in rap tempo over de Nybrokajen, de Stallgatan over, langs het Grand Hotel en de Skeppsbron op. Hij begaf zich doelbewust naar Södermalm.
***
Het was donker in het appartement, het rook er muf, en er hing nog steeds een vage verflucht. Hij liep regelrecht de werkkamer binnen, ontsloot de la, griste eruit wat hij wilde hebben, liet zijn broek zakken en deed waar hij zo goed in was: hij duwde een paar zetpillen naar binnen en trok zijn broek op. Hij nam niet de moeite de knopen dicht te doen, ging op de bureaustoel zitten en draaide er langzaam mee rond... In hetzelfde tempo als waarin het welbehagen zijn gemoed begon te strelen. Maar het genot was van korte duur, het was in een flits voorbij. Hij herhaalde de procedure, op zijn hurken, nog een, nog iets anders, hij graaide in de la, nam tot zich wat er maar voorhanden was. Angst, benauwenis, wrevel en zwaarmoedigheid doken even op en verdwenen weer net zo snel. Alles werd weer zacht, zonder hoeken of randen waar zijn verwrongen gevoelens zich aan konden bezeren.
Lars liet zich van de stoel glijden en ging op de vloer liggen; hij viel niet in slaap, hij verdween alleen even van de wereld.
***
*
***
Toen ze Marbella naderden, zag ze hoe bleek hij was, bijna wit; het zweet op zijn gezicht leek wel een laklaag. Zijn ademhaling was snel en moeizaam, ze voelde met haar hand aan zijn voorhoofd – koud en vochtig.
‘Hector?’
Hij knikte zonder haar aan te kijken; zij liet haar hand langs zijn hals en nek glijden, hij was drijfnat.
‘Wat is er, Hector?’
‘Niets, rij maar door.’
Ze bekeek hem van onder tot boven en vroeg hem voorover te buigen.
Hij aarzelde en boog voorzichtig een decimeter naar voren. Ze zag bloed over zijn hele rug, op de stoel, en er was ook bloed op de vloer gelopen.