Ze dronken zwijgend. Buiten vertrokken en landden er vliegtuigen, het geluid van de straalmotoren was hier een natuurlijk deel van de omgeving.
‘Hoe gaat het met je zoon?’ vroeg hij voorzichtig.
Ze keek hem aan.
‘Het gaat niet goed met hem.’
‘Wat zeggen de artsen?’
‘Nog niets.’
Wat wilde je me vertellen?’ vroeg hij zacht.
‘Dat doet er niet toe.’
Hij keek haar onderzoekend aan.
‘Vertel.’
Sophie leunde een stukje naar voren en zei: ‘Ik wilde je vertellen dat Michail en zijn kameraad bij Jens om hulp hadden gevraagd, dat ze daar niet waren om jou kwaad te doen.’
Hij keek haar kritisch aan.
‘Waarom wilde je dat vertellen?’
‘Omdat ik daar was toen ze kwamen.’
‘Waar?’
‘Bij Jens.’
Ze zag het eigenaardige van haar leugen in. Maar nu wilde Hector iets anders weten.
‘Wat deed je daar?’
‘We kennen elkaar nog van vroeger.’
Hector trok één wenkbrauw op.
‘Hoe dan?’
Er kwam een turbopropvliegtuig over.
‘Ik zat op je te wachten in het restaurant toen Michail en zijn kameraad daar de eerste keer kwamen; we zouden uit eten gaan, jij en ik, maar jij kwam niet terug. Ik ging naar het kantoor en zag Jens bewusteloos op de grond liggen. Ik had hem meer dan twintig jaar niet gezien, het was een ongelooflijk toeval.’
Hector sloeg haar gade.
‘Ik deed er eerst niets mee, maar een tijdje later hebben we contact met elkaar opgenomen.’
Hij vertrok geen spier.
‘Michail was in Zweden om zijn vriend uit het Karolinskaziekenhuis te halen,’ ging ze op zachte toon verder. ‘Daar was de politie en die schoot zijn vriend in de arm. Michail had het nummer van Jens, hij belde en vroeg om hulp. Ze kwamen naar Jens’ huis, die vriend had een schotwond in zijn arm. Ik heb hem geholpen.’
Hector liet wat tijd verstrijken.
‘En toen?’
‘Toen ben ik naar het restaurant gereden, naar jou.’
‘Om het te vertellen?’
Nu keek ze hem aan.
‘Nee, we hadden hulp nodig, de Russen zaten achter ons aan... We wisten niet waar we naartoe moesten.’
Dat logische antwoord stelde Hector enigszins gerust.
‘Wie waren die Russen?’
‘Klanten van Jens.’
Hij verzonk in gepieker en versomberde.
‘Heb je een relatie met hem? Zijn jullie verliefd?’
Sophie schudde haar hoofd. Maar of ze nu ja of nee zei, maakte onder de huidige omstandigheden niets uit. Hij was jaloers en tegelijkertijd doodsbang om gekwetst te raken, het ergste wat een man kan overkomen. De meeste mannen die in zo’n zwakke positie verkeren, vinden het vreselijk en weigeren hun situatie onder ogen te zien. Hector was geen uitzondering. Ze begreep dat hij zichzelf van de ongemakkelijke gevoelens afleidde door dieper in zijn overpeinzingen te verzinken. Ze voelde aan alles dat hij bezig was iets te verdringen.
‘Ik vertrouw hem niet. Hij is de man van het toeval, al sinds de eerste keer dat hij opdook.’
‘In het restaurant heeft hij ons het leven gered.’
Daar ging Hector niet op in. In plaats daarvan leek hij zijn best te doen haar objectief te bekijken.
‘Wie ben jij eigenlijk?’
De vraag was niet gesteld als een vraag en ze zei niets. De vrouw die hen had bediend kwam naar hen toe om te zeggen dat hun toestel zo zou komen. Sophie en Hector zaten elkaar zwijgend in de ogen te kijken. Hij omdat hij iets zocht om zich aan vast te houden of gewoon weg te wuiven – zij omdat ze zichzelf anders zou verraden.
Hector wendde zijn blik het eerst af en stond op.
Ze stonden voor een groot raam en zagen het Gulfstreamtoestel landen, hard remmen en naar het gebouw taxiën waar zij stonden.
Een halfuur later zaten ze in het vliegtuig, na het tanken en inchecken en de veiligheidscontrole, waarbij merkwaardig genoeg hun bagage niet was doorzocht. Sophie zat in een beige leren fauteuil naast Hector, allebei aan een kant van het middenpad. De machine taxiede de startbaan op en maakte snelheid. Sophie werd in haar stoel gedrukt door de enorme acceleratiekracht. Ze gingen steil omhoog en opeens zaten ze tussen de wolken en het vliegtuig kwam recht te hangen. Ze keek naar beneden, Stockholm verdween onder haar. Daar beneden was Albert. Zij zat in een vliegtuig dat van hem wegvloog; het was zo verkeerd als maar kon. Haar schuldgevoel was absoluut; het zat onwrikbaar, muurvast in haar ziel. Ze wist dat ze het nooit kwijt zou raken. Het kwam door haar dat hij er zo aan toe was. Zij was rechtstreeks schuldig aan wat hem was overkomen. Als zij anders had gehandeld, was het misschien...
Sophie zag eilandjes en water, ze keek naar de lucht – die was net zo blauw als altijd. Ze hoorde dat Hector zijn veiligheidsriem losmaakte, dat hij opstond van zijn stoel en naar de cabine achterin liep. Hij kwam terug met twee flesjes bier en twee glazen, maar zij hoefde niet. Hij ging in de stoel zitten, vond voor zichzelf een glas niet nodig en dronk uit het flesje.