***
Ze zat weer bij Jens toen ze iets achter zich hoorde bewegen. Hector en Aron kwamen naar buiten. Hector in een nieuw overhemd en een jasje, en met een aktetas in zijn hand.
‘Sophie?’ Hij fluisterde bijna.
‘Je moet met me meegaan,’ zei hij.
‘Waarom?’
Voor die vraag had hij geen tijd.
‘De politie kan elk moment hier zijn, de agenten die in het kantoor zitten hebben je gezien.’
Ze zag weer een andere kant van hem, hij had zijn emoties afgeschermd.
‘En Jens dan?’ vroeg ze.
‘Aron zal hem helpen.’
‘Waar gaan we naartoe?’
‘We moeten hier weg... dat allereerst.’
Ze besefte dat ze geen keus had. Anders en Hasse zaten in het kantoor, er lagen drie doden in het restaurant, Gunilla en Hector deden samen zaken... Ze was kansloos. Had Anders Hector over haar verteld?
Sophie keek naar Hector en vervolgens naar Aron, ze probeerde iets uit hun houding op te maken, maar zag alleen haast en ongeduld.
Ze boog zich over Jens heen, kuste hem op zijn hoofd, wenste heel even dat hij wakker zou worden, zou opstaan, haar bij de hand zou nemen en wegvluchten. Maar dat zou niet gebeuren. Hij zou niets doen, hij was in elkaar geslagen en bewusteloos, ternauwernood in staat zelfstandig adem te halen. Sophie stond op, pakte haar handtas en liep met Hector mee toen hij snel het restaurant verliet.
***
*
***
De geur van kruit en dood hing nog in de zaal.
Carlos staarde naar zijn restaurant. Hij was in de keuken, bezig stukken van Leif Rydbäck door de gehaktmolen te halen, toen de eerste schoten waren gevallen. Hij was gestopt met malen en had zich achter een keukenkast verstopt. Toen Hector en de Colombiaan de Rus naar binnen droegen en hem vermoordden, trok Carlos zich terug uit de keuken en verstopte zich in zijn kantoor. Hij had Hectors telefoongesprek met zijn vader gehoord, waarin Hector hem vroeg de G5 naar vliegveld Bromma te sturen. Toen was Carlos het restaurant in gelopen en achter de tapkast op de grond gaan zitten.
Hij wist niet wie wie was, maar hij herkende de agenten, Kling en Klang. Hij had tot God gebeden, met zijn neus op de koude vloer, hij had Hem gevraagd zijn armzalige leven te sparen. En dat had God gedaan. Carlos was teruggegaan naar de keuken, hij was die vrouw, Sophie, tegengekomen die Hector aan het afluisteren was, en had daarna weer een andere verstopplek gevonden waar hij bleef zitten totdat Hector en de vrouw weg waren. Aron was het restaurant binnengekomen en had de gewonde Jens op zijn rug getild en meegenomen.
Nu was het stil, er was niemand, alleen de doden en de agenten die met handboeien om in het kantoortje zaten.
Hij keek om zich heen in de hel van bloed en lijken, overlegde bij zichzelf en zocht met trillende vingers een nummer op in zijn mobieltje.
‘Gentz,’ antwoordde Roland aan de andere kant van de lijn.
‘Met Carlos... van het restaurant in Stockholm.’
‘Ja?’
‘Er liggen hier een paar lijken...’
‘O?’
‘Ik heb jullie hulp nodig. Ik kan je er iets voor geven.’
‘Wat?’
‘Ik kan je vertellen waar Hector is.’
‘Dat weten we al.’
‘Waar dan?’
‘In Stockholm.’
‘Nee.’
‘Waar dan?’
‘Helpen jullie mij?’
‘Misschien.’
‘Over een paar uur is hij in Málaga.’
‘Wat voor hulp heb je nodig, Carlos?’
‘Bescherming.’
‘Tegen wie?’
‘Tegen iedereen.’
‘Waar zit je nu?’
‘In Stockholm.’
‘Ga ergens heen, hou je gedeisd, bel me straks weer, dan zal ik zien wat ik kan doen... Je had het over lijken? Wie zijn er dood?’
‘Dat weet ik niet.’
Gentz hing op. In de verte klonken politiesirenes. Carlos verliet het restaurant.
24
Het huis lag afgelegen. Het leek meer een zomerhuisje dan de woning van een inspecteur van politie. Hij had haar zojuist aan de telefoon gehad, ze zat op bureau Brahegatan. Hij zei dat hij overal naar Sophie had gezocht. Ze vroeg of hij kon komen. Hij zei nee. Daarop was een stilte gevolgd en ze had gevraagd wat hij wilde.
‘Ik wilde je dit gewoon even melden,’ had hij geantwoord.
***
Lars had zijn auto een paar straten verderop neergezet. Nu stapte hij haar tuin binnen, liep onder de appelbomen door en over het gazon, het smalle grindpad over naar de veranda.
Er zat een modern slot op de voordeur, dat hij met zijn loper niet open kon krijgen. Hij liep om het huis heen en controleerde de ramen. Ze zaten allemaal dicht. Lars vond een trapje van een paar treden dat naar een stevige souterraindeur leidde. Er zat oud bubbeltjesglas in en misschien een draaislot aan de binnenkant. Hij trok de mouw van zijn trui over zijn hand en sloeg de ruit in, stak zijn hand naar binnen en ging op zoek. Yes, een draaislot. Hij opende de deur en ging de kelder binnen.