‘Zoeken!’ zei hij tegen Sophie.
Ze begonnen in de hal, Sophie zocht in de jassen, Jens in de laatjes van een dressoir dat onder een grote spiegel stond. Hij vond niets, zij ook niet. Hij zocht in een kast, zij zocht nog eens in het dressoir, alsof ze niet op zijn zoektalent vertrouwde. Sophie zocht met haar blik in de hal, langs de muur, over de vloer, de deurpost, boven de meterkast... Daar, een haak, een eenzame sleutel. Ze rekte zich uit, kreeg hem te pakken, keek of hij paste. Ze draaide hem om en klik, de deur ging open.
Ze liepen met grote sprongen de trappen af tot ze beneden waren en Jens hield de zware houten deur voor haar open. Ze renden naar zijn huurauto en sprongen erin.
Hij reed de weg op en exact op dat moment kwam Dimitri de portiek uit gestormd. Jens drukte het gaspedaal helemaal in en reed snel weg. Dimitri en zijn vrienden renden naar hun auto.
Sophie pakte haar mobieltje en toetste een nummer in.
‘Hallo... Met mij.’
‘Dat hoor ik.’
‘Wat doe je?’
Hij gaf niet direct antwoord, misschien was hij verbaasd over haar directe vraag.
‘Ik doe niets.’
‘Kunnen we elkaar zien?’
‘Wanneer?’
‘Nu?’
Hij was weer stil.
‘Dat is plotseling. Maar het kan wel, ik zit in het restaurant.’
Ze hing op, Jens stuurde de auto door het verkeer.
‘Weet je het zeker?’ vroeg hij.
‘Nee...’ zei ze zacht.
‘Waarom wil je erheen?’
‘Hebben we een keus?’
‘Die heb je altijd.’
‘Alleen daar hebben we bescherming,’ zei ze.
Jens zocht in zijn binnenspiegel, maar zag Dimitri’s auto niet.
***
*
***
Hasse zat in de auto, die langs de weg geparkeerd stond voor restaurant Trasten, en keek met een half oog naar de omgeving. Hij had duidelijke instructies gekregen. Voor de deur wachten, niks doen. Misschien zou Aron Geisler naar buiten komen en hem aanspreken, of iemand die Ernst Lundwall heette. Hasse moest daar gewoon in meegaan en mee naar binnen lopen. Eenmaal binnen moest hij haar bellen, vertellen hoe het ging en wat de mannen tegen hem zeiden. Maar het ging vooral om het bewaken van de geldoverdracht. Gunilla zou het vanaf haar plek in de gaten houden en wanneer het allemaal rond was, moest hij, als dat kon, Hector Guzman en Aron doodschieten en het eruit laten zien als zelfverdediging. En dan: case closed.
Anders holde op goed geluk de stad door, op zoek naar Sophie en Lars. Er stond nu een prijs op hun hoofd, vooral op dat van Sophie. Ze moest uit de weg geruimd worden, hoe treurig ook... Of niet treurig, hij wist niet meer wat hij voelde. De moord op de zweverige vriendin van Lars had hem fundamenteel veranderd; er was iets afgesloten en iets verwijderd. En hij had last van een gigantisch schuldgevoel. Continu. Hij wilde weer moorden, zodat het moorden een gewoonte werd. Dan zou zijn schuldgevoel misschien afvlakken.
Er kwam een auto langs Hasse rijden, hij volgde hem met zijn blik; de auto vond een parkeerplaats verderop en schoof ertussen. Er sprong een man uit, hij wachtte op de vrouw die aan de passagierskant uitstapte. Het duurde een paar seconden voordat het tot Hasse doordrong wie het was. Hij had haar laatst ook maar heel even gezien, op de rug, toen hij op het punt stond haar te wurgen. Ze verdwenen het restaurant in.
Hij belde Anders’ mobiele nummer. Anders was opgewonden, zei dat hij moest wachten, zich gedeisd houden, hij kwam eraan.
Even later kwam er nog een auto langs, die verderop in de straat parkeerde. Deze auto had een Russisch kenteken, maar daar schonk Hasse geen aandacht aan; hij bereidde zich voor op twee vliegen in één klap, misschien wel drie. Hij controleerde zijn pistool, doorgeladen, een kogel in de loop.
***
*
***
Het restaurant was gesloten. Hector zat met Aron, Ernst Lundwall en Alfonse Ramirez aan een tafeltje. Die tafel was nu een werkplek. Alfonse zat achter een computer met internetverbinding, Ernst nam een stapel documenten door en Hector en Aron maakten berekeningen op een blaadje. Ze dronken allemaal koffie, behalve Alfonse, die wijn dronk.
Hector keek een beetje verbaasd toen hij zag dat Sophie Jens bij zich had. Hij wilde iets zeggen, maar Sophie viel hem in de rede.
‘We moeten praten.’
Hector stond op en gebaarde dat ze verderop konden gaan zitten.
Hij zette een stoel voor haar klaar. Ze ging zitten en hij nam tegenover haar plaats, keek haar aan en wachtte totdat ze zou beginnen.
Sophie haalde diep adem, ze wierp een korte blik op Jens, die een eindje verderop alleen aan een tafeltje was gaan zitten, en daarna op Ernst en Aron en de onbekende man, die allemaal op leken te gaan in hun werk.
‘Stoor ik?’ vroeg ze.
Hector schudde zijn hoofd en wees even naar Jens.
‘Wat moet hij hier?’
Het voelde allemaal zo fout, ze wilde dat het anders was.