Sophie volgde hem. Er klonken stemmen in het appartement, de Russen dwaalden door de kamers. Dimitri gilde verontwaardigd, er ging iets kapot, de mannen begonnen verwijtend naar elkaar te schreeuwen. Sophie liep voorzichtig. Ze zweette en bibberde. Ze werd opeens ontzettend misselijk van hoogtevrees. Jens draaide zich naar haar om en zag haar angst.
‘Nog maar een paar stapjes. Het gaat prima,’ zei hij rustig.
Ze verplaatsten zich langzaam naar het volgende appartement. De gevel van het gebouw veranderde, ze kwamen bij een ander pand. Jens stopte en probeerde een manier te vinden om verder te komen. Hij had nu nog minder ruimte voor zijn voeten, de rand liep schuin af en hij kon zich nergens aan vasthouden, alleen glad metaal met een paar bobbelige randjes over de drie meter die ze moesten afleggen naar het volgende raam. Ze staarde, dit was niet te doen. Jens probeerde of hij zich met zijn ene hand aan een randje kon vasthouden, een kleine greep waarbij de vingers het werk deden.
‘Dat kan niet,’ zei ze.
Haar hart bonsde. Ze had een droge keel en kon niet slikken.
Jens wisselde van greep, zette zijn ene voet neer en hield zich aan het randje vast.
‘We moeten naar het volgende appartement.’
‘Nee, dat kan niet,’ zei ze smekend.
De doodsangst drong zich op. Ze wilde gewoon gaan zitten wachten totdat iemand haar kwam halen.
Met een zwaai verplaatste Jens zich naar de andere gevel. Hij stond met zijn voeten op de smalle richel en hield zich vast aan de randjes in het metaal. Hij bleef even staan om te voelen of hij goed stond. Ze keek naar hem. Wat hij wilde doen leek onmogelijk. Zij zou dat nooit doen. Ze keek naar beneden en zag de dood overal. Haar adem kwam in stootjes. De tranen begonnen haar over de wangen te lopen.
‘Je bent niet wijs, hoor je dat?’ vroeg ze.
Hij zag haar tranen, haar toestand, en zette nog een stap. Hij bleef met zijn lichaam dicht bij de gevel, deed kleine, schuifelende stapjes. Zijn knokkels waren wit. Jens bleef staan, haalde diep adem, herwon zijn kalmte en zette weer een paar stapjes. Zo legde hij twee meter af en hij kwam dichter bij het raam. Maar niet zo dichtbij dat hij het aan kon raken.
Uiteindelijk was hij bij het zolderraam aangekomen. Jens bleef staan en zorgde voor een goed evenwicht voordat hij geconcentreerd zijn been uitstak en met alle kracht die hij in zich had de ruit intrapte. Toen het raam eenmaal kapot was, moest hij op zijn hurken gaan zitten om de haak aan de binnenkant open te maken. Hij liet zijn rechterhand los en zakte voorzichtig door zijn knieën, stak zijn hand naar binnen, deed het raam open en ging naar binnen. Alles leek in één lange, doordachte beweging te gebeuren.
Hij was een paar seconden weg en kwam toen weer naar buiten. Ditmaal zat hij gehurkt in het raamkozijn en strekte zich zo ver mogelijk naar haar uit. Misschien schoot ze daar een meter mee op, maar wat had ze daaraan? Ze ging rechtop staan en de wind kreeg vat op haar. Hij wenkte.
‘Kom nou!’
Ze wilde meer lucht krijgen, maar haar angst zorgde ervoor dat ze telkens maar kleine porties inademde. De slagen van haar hart waren zo hard dat ze alle zuurstof in haar lichaam leken te absorberen. Sophie ademde uit, maar de brok in haar keel bleef zitten.
‘Je redt het wel, hou je gewoon vast met je handen,’ zei hij.
Ze begon te hyperventileren en de tranen kwamen weer opzetten.
‘Nu!’ zei Jens en hij wenkte met zijn hand.
Sophie besefte dat ze maar één ding kon doen: hetzelfde wat hij ook had gedaan, een klein beetje houvast vinden voor haar handen en er dan met één been naartoe zwaaien.
‘Sophie!’ siste hij.
De Russen stonden in de keuken te schreeuwen. Ze knipperde haar tranen weg, slikte de brok in haar keel door en voerde de beweging in één zwaai uit. Ze kreeg het uitstekende randje in het metaal te pakken en stond met haar rug naar de dood. Eén zuchtje wind en ze zou vallen, dat gevoel had ze. Ze deed een stap naar links. De ondergrond liep schuin af. Ze kneep zich vast, haar vingers waren wit. Ze maakte zich klaar om van greep te wisselen om de volgende stap te zetten en het derde randje te pakken. Sophie zwaaide haar arm uit, wist de rand van het metaal met haar linkerhand vast te pakken en deed een snelle stap naar links. Haar voet gleed weg, ze verloor de grip op het metaal. Ze gaf een gil en raakte haar houvast kwijt.
Ze voelde dat zijn hand haar bij de haren greep. Ze voelde een arm om haar nek. Een secondelang werd alles zwart.
Ze kwamen met een dreun op de grond neer, tussen de glassplinters. Sophie kon zich niet bewegen. Ze lag boven op Jens. Hij had een wilde blik in zijn ogen, het zweet stond op zijn voorhoofd. Ze keken elkaar aan.
‘Je hebt het gered,’ zei hij.
Hij stond op en trok haar mee. Ze renden een appartement door, de adrenaline hield haar in beweging. In de hal bleven ze staan. Jens gebaarde dat ze moest wachten. Hij belde iemand met zijn mobiel en zei in het Engels dat hij nu hulp nodig had. Na een kort gesprek hing hij op en hij wilde net het trappenhuis in lopen toen hij besefte dat de deur aan de buitenkant op slot zat.