Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(128)

By:Alexander Soderberg


Lars duwde voorzichtig tegen de koptelefoon, het geluid werd beter, hij kon details horen. Voetstappen door de keuken, iemand die van een stoel opstond.

‘Lieve schat, wat heb je gedaan?’

Lars luisterde.

‘Ik heb niets gedaan.’

Alberts stem klonk dof, alsof hij tegen de schouders van zijn moeder wegkroop.

‘Het is nu uit de wereld, ze hadden zich vergist... Ze hadden zich vergist.’

Dit kon Lars zich niet herinneren, hij wist dat hij hun gesprek had gehoord, maar hij herinnerde het zich niet zo, niet op deze manier.

‘Maar ze hadden getuigen! Verkrachting? Hoe kwamen ze...’

Lars hoorde Sophie ‘sst’ zeggen.

‘Vergeet het nu maar, het is gewoon gebeurd. Iedereen maakt fouten, zelfs de politie.’

Het was even stil. Lars wachtte.

‘Hij heeft me geslagen.’

‘Wat zei je?’

‘De agent in de auto, die heeft me in mijn gezicht geslagen.’

Een lange, aanhoudende stilte in zijn koptelefoon tot het fragment afgelopen was. Lars stond op, zette zijn gedachten op een rijtje en schreef op de muur wat hij net had gehoord. De puzzelstukjes begonnen eindelijk op hun plaats te vallen.

***

In de vroege ochtend werd hij wakker gebeld. Gunilla wilde hem spreken.

Hij staarde zichzelf aan in de spiegel van de badkamer en vond een persoonlijkheid die ermee door kon. Hij nam niet al te veel pillen in, hij was er tenslotte bij geweest toen haar broer stierf... Dat ging je natuurlijk niet in de koude kleren zitten.

***

‘Hoe is het gebeurd?’

Ze had haar handen in haar schoot. Het was warm, vijfentwintig graden in de schaduw. Ze zaten op een terrasje op het Östermalmstorg, ze zat er stijfjes bij, alsof ze zich schrap zette omdat ze iets zou horen wat haar emotioneel zou raken. Lars hield zijn ogen op het tafeltje gericht en keek daarna Gunilla aan.

‘We kwamen daar, Erik deed het woord... en opeens viel hij om.’

Er ging een briesje over het plein, dat geen koelte bracht.

‘Hoe dan?’

‘Maakt dat uit?’

‘Zou ik het anders vragen?’

Lars begon.

‘Hij zei dat hij niet goed zag. Zijn ene arm begon te trillen en te schudden. Hij zei iets onsamenhangends en daarna viel hij.’

‘Wat zei hij?’

‘Dat verstond ik niet.’

‘Wat deed je toen?’

‘Ik keek meteen of zijn hart nog klopte.’

‘En?’

‘Hij leefde, ik belde een ambulance.’

‘En toen?’

‘Ik ging bij hem zitten.’

‘Zei hij iets, zei jij iets?’

‘Hij was bewusteloos, ik heb rustig tegen hem gepraat.’

‘Wat heb je gezegd?’

‘Ik zei dat het allemaal goed zou komen, dat de ambulance onderweg was, dat hij niet bang hoefde te zijn.’

Gunilla keek weg en ademde diep in.

‘Dankjewel.’

Lars reageerde niet.

‘En die man, Carlos? Wat deed hij?’

‘Hij was bang geworden en bleef in een andere kamer.’

‘Hoe ver waren jullie gekomen in het gesprek met hem?’

‘Niet ver. Erik zei dat hij resultaten wilde. Verder waren we nog niet...’

Gunilla keek uit over de mensen om hen heen.

‘Het begint er nu om te spannen, er komen bewijzen boven water. We moeten nu allemaal geconcentreerd blijven op wat we doen. Geen vergissingen.’

Lars nam een slok water.

‘Is er iets gebeurd wat ik niet weet?’

Ze kreeg een bedroefde uitdrukking in haar ogen en ze schudde meewarig haar hoofd.

‘Het is verschrikkelijk. Albert, de zoon van Sophie, is gisteren aangereden... Hij ligt met een gebroken rug op de intensive care, het is vreselijk allemaal.’

Hij had zin om te schreeuwen, maar deed het niet. Hij concentreerde zich op innerlijke rust. Hij dacht aan een boom die langzaam groeide, aan een steen die door de zee werd gevormd. Aan alles wat in een onvoorstelbaar rustig tempo verliep.

‘Sjonge... Wie heeft dat gedaan?’ vroeg hij en hij klonk precies zo onverschillig als zijn bedoeling was geweest.

Gunilla haalde haar schouders op.

‘Dat weet ik niet, het was een ongeluk... De automobilist is doorgereden.’

‘Wat erg. Verder nog iets?’

Hij probeerde kil en professioneel te klinken.

‘Nee, volgens mij niet.’

***

Gunilla keek Lars Vinge na toen hij in de richting van de Humlegårdsgatan liep. Ze had het idee dat hij veranderd was, dat zijn eerder onzekere en zwakke houding was veranderd. Die was niet zekerder geworden, maar stijver, stiller. Hij was in zichzelf gekeerd zonder tobberig te zijn.

Toen Lars verdwenen was, pakte ze haar telefoon en belde het voorgeprogrammeerde nummer van Hans Berglund.

‘Zou je zo vriendelijk willen zijn alles weg te halen uit het huis van de verpleegkundige? Anders kan je vertellen waar de microfoons geplaatst zijn. Alles moet weg, er mogen geen sporen achterblijven.’