‘Vandaag om 12.08 uur pikte Aron Geisler de verpleegkundige op en reed met haar naar lunchrestaurant Trasten in Vasastan, waar ze een uur en twintig minuten lang lunchte met Hector Guzman.’
Gunilla zette haar leesbril op.
‘Haar naam is Sophie Brinkmann, verpleegkundige, weduwe, heeft een zoon – Albert van vijftien jaar. Ze gaat naar haar werk en van haar werk weer naar huis... Dan maakt ze het eten klaar. Dat is zo ongeveer alles wat we op dit moment weten.’
Gunilla zette haar bril af en keek op.
‘Eva, jij neemt haar privéleven voor je rekening. Kijk wat je kunt vinden over vrienden, vijanden, minnaars... alles.’
Ze richtte zich tot Lars.
‘Laat Hector maar, Lars. Concentreer je op de verpleegkundige.’
Lars knikte en nam een slok koffie. Gunilla lachte en keek naar haar team.
‘Zo nu en dan stuurt God een engeltje naar de aarde.’
En daarmee was het overleg kennelijk afgelopen. Gunilla zette haar bril weer op en keerde terug naar haar werk, Eva begon driftig te tikken op haar toetsenbord en Erik las weer verder in de map en schudde ondertussen geroutineerd een bloeddrukverlagende pil uit zijn medicijnpotje.
Lars volgde het niet helemaal, hij had duizend en één vragen. Hoe moest hij te werk gaan? Hoeveel informatie wilde Gunilla hebben? Hoeveel zou hij moeten werken, avonden en nachten? En wat deden ze met overwerk? Wat wilde ze precies van hem? Hij vond het niet prettig als hij die beslissingen zelf moest nemen. Hij had duidelijke richtlijnen nodig die hij kon volgen. Maar zo’n chef was Gunilla niet en hij wilde niet met zijn onzekerheid te koop lopen. Hij liep naar de deur.
‘Lars. Ik wil graag dat je een paar dingen meeneemt.’
Ze wees naar een verhuisdoos die tegen de muur stond. Hij liep ernaartoe en maakte hem open. Er zaten een oude typemachine van het merk Facit in, een modern faxapparaat, een digitale spiegelreflexcamera van het merk Nikon met bijbehorende lenzen in verschillende sterkten en een klein houten doosje. Lars haalde het deksel van het doosje en zag acht dasspeldmicrofoons die goed verpakt zaten in uitgesneden schuimrubber.
‘We gaan toch niet afluisteren?’ vroeg hij en hij had meteen al spijt van die vraag.
‘Nee, maar je moet die spullen alvast tot je beschikking hebben. De camera moet je wel meteen al gaan gebruiken, je moet haar fotograferen en observeren. We moeten zo snel mogelijk zo veel mogelijk materiaal verzamelen. De rapporten schrijf je op de typemachine en fax je naar mij. De fax is gecodeerd, je plugt hem thuis in je telefoonaansluiting zoals gewoonlijk.’
Lars keek naar de uitrusting, Gunilla zag de vraag op zijn gezicht.
‘We schrijven onze rapporten en evaluaties hier allemaal op de typemachine. We laten nergens digitale voetafdrukken achter, we nemen geen enkel risico, denk daar goed aan.’
Hij keek haar aan, pakte de doos en verliet het kantoor.
***
*
Leszek kwam over het strand naar hem toe lopen, het kostte hem moeite om Guzman recht aan te kijken.
Adalberto Guzman, of Guzman el Bueno zoals hij ook wel genoemd werd, was net de zee uit gekomen. Een glas versgeperst sinaasappelsap stond op een tafeltje in het zand. Een handdoek lag opgevouwen op een stoel, een badjas hing over de rugleuning ervan. Hij droogde zich af, trok zijn badjas aan en dronk het sap op terwijl hij uitkeek over zee.
Als kind had hij naast zijn moeder gezwommen wanneer ze hetzelfde stukje zwom dat hij zojuist had afgelegd. Elke morgen hadden ze daar naast elkaar in het water gelegen. Het eindje zwemmen was nog steeds hetzelfde, maar het uitzicht op de terugweg was in de loop der jaren veranderd. In het begin van de jaren zestig, in de tijd dat hij zijn grote liefde – de Zweedse reisleidster Pia – had ontmoet, had hij alle beschikbare grond rondom de villa gekocht, de andere huizen met de grond gelijkgemaakt en cipressen en olijfbomen geplant waar eerder de openbare weg had gelopen. Hij was tegenwoordig eigenaar van het water waarin hij zwom en van de stranden waarop hij liep.
Guzman was drieënzeventig jaar oud, weduwnaar en vader van twee zonen en een dochter. Gedurende drie decennia had hij zonder enig winstoogmerk enorme geldbedragen aan liefdadigheidsinstellingen geschonken. Hij had een bedrijf opgebouwd dat van hem een vermogend man had gemaakt. Hij stond bekend om zijn vrijgevigheid, om zijn betrokkenheid bij de minder bedeelden, hij droeg de Kerk een warm hart toe en was een graag geziene gast in het lokale kookprogramma op de tv. Hij was Guzman el Bueno – Guzman de Goede.
Guzman klopte Leszek even vriendschappelijk op de arm toen ze elkaar tegenkwamen. Leszek wachtte even en volgde hem toen op gepaste afstand naar de villa.
‘Er gaat wel eens iets mis, beste Leszek.’
Leszek zei niets.
‘Ze hebben de boodschap toch gekregen?’ ging hij verder.