Ze knikte.
‘Ik ook.’
Hij hield haar vast met zijn blik. Ze schoof wat ongemakkelijk op haar stoel heen en weer.
‘Ik neem toch maar een beetje melk,’ zei hij. Hij stond op en liep naar het keukentje.
Lars opende de koelkast en haalde op hetzelfde moment het plastic zakje uit zijn zak, plaatste het microfoontje tussen de duim en wijsvinger van de hand waarmee hij het koffiekopje vasthield, schonk een wolkje melk in de koffie en liep de keuken weer uit. Hij liet zijn blik door het vertrek gaan, Erik had een avondkrant gevonden waar hij verstrooid in bladerde, Eva zat voor zich uit te kijken, Anders en Hasse zaten nog steeds in dezelfde houding, armen over elkaar, een peinzende uitdrukking op hun gezicht.
Lars liep naar het verrijdbare bord met informatie over de zaak; terwijl hij net deed alsof hij een document las, liet hij het piepkleine microfoontje in het zachte vilt van het bord glijden. Hij draaide zich om, liep wat heen en weer door de kamer, bekeek een aantal dingen, dronk van zijn koffie – alsof hij zijn benen wilde strekken voordat het overleg begon.
In de Brahegatan, een paar panden verderop, had Lars een huurauto geparkeerd. Een Renault. In de kofferbak onder een deken lag de afluisterapparatuur.
De deur ging open, Gunilla kwam met gestreste stappen de kamer binnenlopen, verontschuldigde zich dat ze laat was. Eva Castroneves stond op, pakte haar handtas en liep naar Gunilla toe. Lars observeerde de twee vrouwen die bij de deur met elkaar stonden te fluisteren. Hij zag hun glimlach en hoorde hen zelfs lachen. Hij was verbaasd toen Eva zich naar voren boog en Gunilla op beide wangen zoende. Daarna liep ze naar Erik, glimlachte naar hem en streek hem over zijn wang. Erik zei hees ‘bon voyage’, waarna Eva het kantoor verliet.
Gunilla concentreerde zich.
‘Ik ga jullie in twee groepen verdelen. Anders en Hans zijn groep één en Lars en Erik groep twee.’
Gunilla las van een blaadje.
Erik en Lars gaan bij Carlos Fuentes langs, jullie mogen meteen vertrekken. Anders, jij en Hans blijven hier.’
Erik stond met een kreun op en liep weg, Lars volgde hem, onzeker over wat er gebeurde.
Toen Lars en Erik de kamer uit waren, draaide Gunilla zich om naar het whiteboard en noteerde ‘Albert Brinkmann’ en ‘Lars Vinge’.
‘We hebben twee dingen te bespreken.’
***
*
***
Jaarsluiting. Zon, berken, windstilte, heet asfalt.
Dertig schoolvrienden hadden zich vroeg in de morgen in een park bij het water verzameld. Ze hadden mousserende wijn gedronken. Ze werden allemaal dronken, iemand huilde, iemand kotste.
Ze waren met zijn allen als groep naar school gelopen. Hij naast Anna. Ze waren uit elkaar gegaan toen ze de aula binnenliepen. Nu wilde hij zich omdraaien, haar in de mensenmenigte zoeken, maar hij deed het niet. In plaats daarvan zat hij op een van de banken te luisteren naar de psalm die altijd werd gezongen op de laatste dag voor de zomervakantie en het slechte dwarsfluitspel. De rector hield een toespraak. Hij zei dat pesten, drugs en racisme niet goed waren, toen was het afgelopen.
Albert en zijn vriend Ludvig staken het schoolplein over. Het grote roestrode schoolgebouw met zijn twee vleugels achter hem was mooi en vandaag extra mooi omdat nu de zomervakantie begon. Hij zag haar verderop staan in een groepje meisjes, glimlachte naar haar, ze glimlachte terug.
Toen hij en Ludvig hun fiets van het slot deden, begon het in zijn zak te piepen. Hij las het berichtje. Vanavond zullen we samen zijn. xxx.
Albert keek om zich heen, Anna was verdwenen. Met een grote glimlach op zijn gezicht stopte hij zijn telefoontje weer in zijn zak. Het leven was supercool.
Albert en Ludvig fietsten de helling af, de wind waaide door hun haren en het was volop zomer. Ze fietsten naast elkaar en trapten stevig door. Ludvig maakte een grote boog, draaide weg van Albert en gleed een andere weg in. Hij riep iets wat Albert niet helemaal verstond, alleen dat er bij Gustav iets te eten zou zijn, maar geen drank.
Albert zwaaide en reed rechtdoor. Hij zwoegde een helling op en reed een smal weggetje in om sneller thuis te komen. Hij hoorde de auto achter zich, week uit naar rechts om de auto te laten passeren. Maar die bleef met dezelfde lage snelheid achter hem rijden. Albert wierp een blik over zijn schouder. Een Volvo, met Hasse achter het stuur.
Er schoten een heleboel gedachten door zijn hoofd. Dat hij de mooiste avond van zijn leven zou missen, hoe zijn vorige ontmoeting met Hasse was verlopen, dat hij moest vluchten...
En dat deed hij, vluchten. Hij ging midden op de weg rijden en trapte uit alle macht het heuveltje af. De fiets accelereerde, de luchtstroom die hij zelf veroorzaakte bulderde in zijn oren, samen met het geluid van de Volvo die daar ergens achter hem optrok.
Hij probeerde een vluchtweg te bedenken, maar zag in dat hij het op de fiets niet zou redden. Halverwege de helling maakte hij een scherpe bocht en reed een tuin in. Hij fietste zo lang mogelijk door over het gazon, sprong van de nog rijdende fiets, draaide zich snel om en zag hoe de auto achteruit de helling weer opreed. Albert maakte van de gelegenheid gebruik, rende de helling af, zo ver mogelijk bij de auto vandaan. De Volvo stopte en reed toen met hoge snelheid weer naar beneden.