Gunilla keek naar haar broer, die in de donkerste hoek van de woonkamer zat. Buiten scheen de zon, maar hij had de duisternis opgezocht.
Ze liep de keuken in om een lichte lunch klaar te maken. Haring en aardappelen, knäckebröd, donker bier en een borreltje uit het vriesvak. Ze wist dat hij dat lekker vond. En daarbij een kop koffie en een stukje taart, en als hij depressief was zoals vandaag: een krant, zodat hij kon doen alsof hij las en zich niet verplicht voelde om met haar te praten. Ze smeerde het knäckebröd voorzichtig en geduldig zodat het niet in stukken brak. Erik wilde de boter overal hebben, tot aan elke rand en in elke hoek toe. Ze zette het bord met de haring, het glas bier, het knäckebröd en het ijskoude, olieachtige borreltje op een dienblad, droeg het de woonkamer in en zette het op het tafeltje naast Eriks leunstoel neer. Gunilla streek haar broer over zijn wang. Hij bromde iets.
De telefoon ging. Anders gaf haar duidelijke en beknopte informatie over de ontmoeting tussen Zivkovic, Rydbäck en Svante Carlgren. Over zijn afpersingstheorie en dat hij Leif Rydbäck had gebeld en had onthuld waar ze Hector en Aron konden vinden.
‘We zullen wel zien of ik gelijk heb,’ zei hij en hij hing op.
Ze vertelde het nieuws aan haar broer. Hij reageerde niet, at van zijn knäckebröd. Gunilla ging bij het raam staan. De wereld buiten was groen.
‘We moeten ons voorbereiden,’ zei ze.
Ze liet haar blik over de tuin gaan.
‘Ik zal de bloemen missen, Erik. De pioenen, de rozen... de hele tuin.’
Hij had net zijn beslagen borrelglaasje in zijn rechterhand genomen.
‘Zet die verpleegster klem,’ zei hij met hese stem en hij sloeg zijn borrel in één keer achterover.
Haar blik rustte op de rozen bij de houten schutting.
‘Hoe?’
Hij zette het glaasje neer en antwoordde piepend.
‘Zorg dat ze niet op ideeën komt, we moeten haar erbuiten zien te houden totdat we helemaal klaar zijn en weg kunnen...’
Gunilla luisterde naar zijn woorden en dacht erover na terwijl ze door de kamer naar de terrasdeuren liep.
Het zonlicht verblindde haar toen ze buiten op de veranda kwam.
***
*
***
Lars had zich geschoren, zijn haren gekamd, zich netjes aangekleed. Alledaags netjes – schoon en fris.
De microfoon die hij uit Sophies woonkamer had weggenomen, lag in een klein, geseald plastic zakje. Hij stopte het voorzichtig in zijn zak, liep de badkamer in, pepte zich op met een perfecte combinatie die bestond uit een krachtige dosis morfine in zijn anus, een cocktail benzo in zijn maag en Lyrica in zijn zenuwbanen. Hij was rustig, knap en relaxed in de badkamerspiegel. De gele puistjes waren netjes uitgeknepen. Hij boog zich wat dichter naar de spiegel toe, de aanslag op zijn voortanden leek wel een pas afgeworpen slangenhuid. Hij opende zijn badkamerkastje, kneep wat tandpasta op zijn tandenborstel en begon zijn tanden te poetsen, terwijl de cocktail zijn werk begon te doen. De tandenborstel voelde als een dot watten tegen zijn tanden, het was aangenaam, alles was aangenaam. Vervelende gevoelens en problemen bevonden zich ergens aan de andere kant van het universum. Hij spoelde zijn mond met lauw water, alles was perfect. Het potje Hibernal stond voor hem in het badkamerkastje. Hij pakte het, keek ernaar en schudde eraan. Het geluid van sambaballen. Hij schudde er nog eens aan, zou je dit geluid horen in Cuba? Hij zette het potje weer terug.
Lars zeilde de trappen af, zweefde met zijn auto naar de Brahegatan en gleed door het politiebureau, de trappen op, zijn kantoor in.
Hij knikte naar de groep, probeerde de stemming in de kamer te peilen, zag Hasse en Anders die in hun stoel zaten te wachten. Erik, die verderop aan zijn bureau zat, zag er moe uit, hij deed zijn ogen dicht terwijl hij met zijn wijsvinger en zijn duim de brug van zijn neus masseerde om misschien een hoofdpijn te verlichten. Hasse en Anders... Lars keek hen weer aan, zij zagen er ook moe uit, maar anders moe. Hasse zag er ronduit afgepeigerd uit, leeg en uitgeblust... Hij zat met hangende schouders. Anders zat met zijn armen over elkaar en zijn benen uitgestoken voor zich uit te staren.
Lars ging op een stoel zitten, het kussen was zacht. Eva Castroneves kwam met een kop koffie in haar hand op hem aflopen.
‘Ik wist niet of je melk in je koffie wilde hebben?’
Hij keek haar niet-begrijpend aan, ze had niet de puf om in een of ander misverstand te blijven hangen, hield hem gewoon het kopje voor.
‘Hier.’
Hij nam het aan zonder te bedanken.
‘Alsjeblieft,’ zei ze zachtjes.
‘Dankjewel,’ fluisterde hij.
Ze ging op de stoel naast hem zitten.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg ze.
Hij keek haar aan. Was ze veranderd? Blijer? Waarom ging ze naast hem zitten?
‘Het gaat goed, vind ik. Langzaam maar goed... Ik heb het gevoel dat we op de goede weg zitten.’