Eva Castroneves lachte naar hem toen ze langsliep. Met haar ene hand toetste ze iets in op haar mobieltje, in de andere hield ze een broodje, ze was voortdurend bezig, altijd in de startblokken, ze bewoog zich sneller dan gemiddeld. Lars lachte terug, ze zag het niet. Hij liep naar binnen, Gunilla en Erik bevonden zich in de kamer, Gunilla met de hoorn van de telefoon tegen haar oor achter haar bureau. Erik, haar broer, zoals gewoonlijk met een rood gezicht vanwege zijn hoge bloeddruk, was bezig zijn eigen messing snusblikje met vikingdeksel te vullen met de losse snustabak uit het gekochte plastic doosje. Erik Strandberg leefde op nicotine, cafeïne en junkfood. Hij maakte een onverzorgde indruk met zijn niet-getrimde baard en futloze grijze haar. Hij had een grote mond en wist altijd alles beter. Volgens Lars kwam dat waarschijnlijk voort uit overmatig zelfvertrouwen in zijn jeugd dat niemand destijds had afgeremd. Maar hij had ook een kant die Lars waardeerde: Erik had Lars op een normale, spontane manier welkom geheten toen hij bij hen kwam werken. Hij leek geen oordeel te hebben over Lars, hij nam hem zoals hij was. Dat overkwam hem niet vaak.
Erik veegde de snustabak van zijn handen, ving Lars’ blik op, gaf hem een knipoog en pakte een koffiebroodje van een bord dat op het bureau stond.
‘Hé jongen,’ rochelde hij.
‘Hoi,’ fluisterde Lars.
‘Ongelooflijk,’ zei Erik.
‘Ja, dat kun je wel stellen...’ antwoordde Lars en hij ging op de stoel naast hem zitten.
‘Ze was maar wat blij met je telefoontje.’
Erik nam een hap van het koffiebroodje, sloeg een syllabus open die op zijn schoot lag en begon erin te lezen.
‘Sorry, ik moet dit nog even doorlezen.’
‘Is goed,’ zei Lars en hij stond te snel op.
Erik was druk aan het kauwen achter zijn baard.
‘Blijf in godsnaam zitten.’
‘Nee, nee,’ zei Lars en hij liep een beetje geforceerd vastberaden weg.
Lars baalde van zijn onzekerheid, altijd al. Zijn besluiteloosheid stuurde zijn handelen in alle situaties. Het was een deel van zijn wezen geworden en je zag aan zijn hele manier van doen hoe onzeker hij was. Hij zou hij het gevoel moeten hebben dat hij er goed uitzag met zijn blonde haar, zijn ijsblauwe ogen en zijn vrij scherpe trekken. Maar zijn onzekerheid overschaduwde alles. Op een goed genomen foto vond hij zichzelf misschien mooi, in werkelijkheid was hij alleen maar labiel.
Lars liep naar het eerste verrijdbare informatiebord waarvan er in totaal drie in het vertrek stonden. Soms deed hij dat zodra hij het kantoor binnenkwam, vooral om niet sullig in een hoekje te hoeven staan. Hier kreeg hij de tijd wel om.
Op het Guzmanbord waren een hele hoop foto’s en onderzoeksresultaten in een geordende chaos bevestigd. Hij staarde naar kopieën van paspoorten, geboorteaktes en officiële Spaanse documenten. Keek vervolgens naar de foto’s van Aron Geisler en Hector Guzman op de rechterkant van het bord. Onder de foto van Hector hingen foto’s van zijn broer en zus, Eduardo en Inez, plus een oude foto uit eind jaren zeventig van hun moeder Pia, die oorspronkelijk uit Flemingsberg kwam. Ze was knap en blond en leek zo uit zo’n Timotejreclame te zijn gestapt die Lars als kind in de bioscoop had gezien.
Vanaf de foto van Hector liep een rode streep naar twee andere zwart-witfoto’s op de linkerkant van het bord. Twee mannen die Lars niet herkende. De ene was een oudere, zongebruinde meneer met achterovergekamd dun wit haar – Adalberto Guzman, Hectors vader. De tweede foto was een vergrote pasfoto van een man met kort haar en een lege blik in zijn ogen – Leszek Smialy, Adalberto Guzmans lijfwacht.
Lars las brokstukken uit de tekst onder de foto. Leszek Smialy had bij de geheime politie in Polen gezeten tijdens het communistische regime. Sinds de val van de Sovjet-Unie had hij al verschillende opdrachten als lijfwacht gehad. Waarschijnlijk was hij in de zomer van 2001 voor Adalberto Guzman gaan werken.
Lars liet zijn blik naar Aron Geisler gaan. Hij las de informatie snel door. In de jaren zeventig zat hij op de Östra Realschool in Stockholm, in 1979 was hij lid van de schaakclub Östermalms Schacksällskap. In de jaren tachtig had hij zijn driejarige militaire dienstplicht vervuld in Israël... Tijdens de eerste Irakoorlog had hij als vreemdelingenlegionair deel uitgemaakt van de eerste troepen die in Koeweit landden. Zijn ouders hadden tot 1989 in Stockholm gewoond en verhuisden toen naar Haifa. Aron Geisler had in de jaren negentig gedurende een aantal periodes in Frans Guyana gezeten. Er zaten grote hiaten in het verslag.
Hij deed een paar stappen naar achteren om het geheel te bekijken en begreep er niets van. Hij liep de pantry in en voorzag zichzelf van een kop koffie, drukte op de knoppen voor suiker en melk. Een lichtbruine smurrie stroomde in het kopje. Toen hij terugkwam in de kamer legde Gunilla de hoorn neer. Ze verhief haar stem.