*
***
Hij had zijn V70 weer opgehaald. Die stond nog op de plek waar hij hem een week geleden had achtergelaten, op een parkeerplaats in Aspudden.
Lars slipte toen hij afremde bij Lyckoslanten. Hij had harder gereden dan hij zich had gerealiseerd, hij moest plotseling remmen toen hij zijn snelheid verkeerd had ingeschat. Was hij zijn gevoel voor snelheid in de stad kwijt? Hij gleed weg op het grind dat op het asfalt lag, wist de Volvo net op tijd tot stilstand te brengen voordat hij tegen een geparkeerde auto zou zijn aangereden. Twee jongeren die hem passeerden, staken hun duim op. Lars aarzelde te lang. Zijn duim-omhoog-antwoord zou te laat zijn gekomen.
Hij vond een ziekenverzorgster in het bejaardentehuis, stelde zich voor en zei dat hij de bezittingen van zijn moeder kwam bekijken. De ziekenverzorgster knikte, zei dat ze de kamer voor hem open zou maken. Hij volgde haar, ze had een enorm achterwerk, hij kon zijn ogen er niet van afhouden. De ziekenverzorgster maakte Rosies kamer open en Lars stapte naar binnen.
‘Als je klaar bent, kom dan even naar de receptie, dan moet je nog wat papieren ondertekenen.’
Hij deed de deur dicht, liep onmiddellijk Rosies slaapkamer in, trok de la open waar ze haar recepten bewaarde en pakte de hele stapel op. Hij bladerde er snel doorheen, Xanor, Lyrica, Sobril, Stesolid, Ketogan.
Lars stopte de recepten in de binnenzak van zijn jas en liep de badkamer in. Depolan in het spiegelkastje, Ritalin, onaangebroken, wat andere rommel, Halcion en Fluscand in losse doordrukstrips. Een potje op de bovenste plank, hij reikte ernaar, las het etiket, Hibernal... Hij herkende het potje. Van het oudere soort... Hibernal... Een herinnering schoot voorbij en verdween net zo snel weer. Hij propte alles in zijn zakken. Er stond ook nog een oud potje op de middelste plank achter het tandenborstelglas. Lithium – een klassieker...
Er werd op de deur geklopt. Lars ruimde alles netjes op en spoelde om de een of andere duistere reden het toilet door.
Voor de deur stond een man met een baard en een zwarte jas aan. Het witte vierkantje in de kraag scheen recht in zijn gezicht.
‘Lars Vinge? Ik ben Johan Rydén, de dominee.’
Lars gaapte hem aan.
‘Mag ik binnenkomen?’
Lars stapte opzij en deed de deur achter de dominee dicht. Johan was een vriendelijke man.
‘Gecondoleerd.’
Het duurde even voordat Lars begreep wat de man bedoelde.
‘Bedankt...’
‘Hoe voel je je?’
Hoe voel je je? Hoe voel je je...
Lars voelde helemaal niets, maar dat kon hij toch moeilijk zeggen? Hij ontmoette de ogen van de dominee. Er begon iets in Lars te groeien waar hij goed bekend mee was: een leugen.
Lars zuchtte.
‘Ja, hoe voelt het als een dierbare is overleden... Leeg, verdrietig... triest.’
Johan knikte langzaam, alsof hij precies begreep wat Lars bedoelde. Lars ging met gebogen hoofd verder: ‘Het is een vreemd gevoel, om je moeder te verliezen...’
Johan knikte heel langzaam en Lars schudde zijn hoofd.
‘Maar... ik weet niet,’ zei hij zachtjes, tevreden over zijn theater.
Lars keek in het gezicht van dominee Johan, dat menselijkheid, waardigheid en vertrouwen uitstraalde. Jemig, wat moest hij daarop geoefend hebben thuis voor de spiegel.
‘Nee, hoe zouden we dat ook kunnen weten, Lars?’
Lars trok een bedroefd gezicht.
‘Je moeder heeft ervoor gekozen om zelf haar leven te beëindigen... Dat hoef jij niet te dragen. Ze was ziek, ze was moe, ze was klaar met haar leven.’
‘Arme mama...’ fluisterde Lars.
Hij zocht in Johans blik, zag dat de dominee hem geloofde. De dominee geloofde in Lars... en in God.
***
Lars verliet Lyckoslanten zonder om te kijken. Reed naar de dichtstbijzijnde apotheek, haalde alle recepten op en hoopte dat dat apothekerswijf niet in de computer zou zien dat degene voor wie de recepten bestemd waren overleden was. Dat was niet het geval. Vrij baan, een nieuwe lading.
***
*
***
Hij stelde zich voor als Alfonse. Hij was jong, een jaar of vijfentwintig, en glimlachte zelfverzekerd op een manier alsof hij vond dat het leven een ongelooflijk grappig fenomeen was.
‘Hector,’ zei Hector toen Alfonse hem de hand schudde.
Alfonse keek om zich heen in het kantoor en ging zitten.
‘Boeken?’
‘Ik heb een uitgeverij, ik ben uitgever.’
Alfonse proefde het woord en glimlachte. ‘Uitgever...’ zei hij zachtjes bij zichzelf.
Hector keek Alfonse onderzoekend aan, meende een familietrekje te zien.
‘Je lijkt op je oom.’
Alfonse keek theatraal naar Hector alsof hem dat kwetste.
‘Dat hoop ik niet.’
Ze glimlachten naar elkaar.
‘Hoe gaat het met Don Ignacio?’
‘Voortreffelijk. Hij heeft net een nieuw vliegtuig gekocht, hij is als een kind zo blij.’