Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(104)

By:Alexander Soderberg


Hij liep verder de keuken in, trok een keukenla open en pakte er een nieuwe simkaart uit, scheurde het plastic eraf en stopte de kaart onder de batterij in zijn mobieltje en belde Sophie.

‘Er is hier vannacht een auto uitgebrand,’ zei ze toen ze opnam.

Hij was nog niet helemaal wakker.

‘Uitgebrand? Hoe?’

‘Rond halfeen vannacht werd ik wakker van een explosie. Albert en ik zijn ernaartoe gegaan, er stond een auto in lichterlaaie, een Saab. De brandweer heeft het moeten blussen.’

‘Een Saab?’

‘Ja.’

‘Vreemd.’

‘Dat kun je wel zeggen... Heb jij er iets mee te maken?’

‘Nee.’

Jens dacht aan de vorige avond.

‘Een paar uur eerder was ik daar wel. Maar dat wist je al, dat heb ik tegen je gezegd.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Er zat een man in de Saab, een agent. Ik had hem zullen besluipen en fotograferen. In alle stilte, hij mocht niets merken. Dat was het plan.’

‘Maar?’

‘Maar plannen verlopen zelden zoals je graag wilt.’

‘Dus?’

‘Ik zag Hector in je keuken zitten. Daarna zag ik Aron de wijk binnenlopen. Hij koerste recht op de man in de Saab af.’

Sophie wachtte.

‘Dus moest ik die agent daar weg zien te krijgen. Als Aron argwaan had gekregen, de afluisterapparatuur in de auto had gevonden – ja, vul zelf maar in.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Ik ben de Saab in gedoken en heb hem gedwongen weg te rijden.’

‘En toen?’

‘Een paar huizenblokken verder ben ik weer uitgestapt en richting stad vertrokken.’

‘Meer niet?’

‘Nee, meer niet. Ik heb zijn naam,’ zei Jens.

‘Hoe heet hij?’

‘Lars Vinge.’

‘Hoe ziet hij eruit?’

‘Wacht...’

Jens liep de hal in, pakte Lars Vinges rijbewijs, legde dat op het haltafeltje neer, maakte een foto zonder flitslicht en stuurde die naar haar door.

Ze zwegen. Hij hoorde haar ademhaling en toen een gilletje.

‘Dat is hem. Die man heb ik gisteren gezien, hij stond tussen de toeschouwers toen de auto uitbrandde.’

Die reactie verraste hem.

‘Weet je het zeker?’

‘Ja. En op de avond toen Hector verdween reed hij ook in die Volvo. Ik heb hem ook nog ergens anders gezien... Ik weet even niet waar, misschien in Djurgården. Heeft hij jou gezien?’

‘Nee, ik lag verborgen achter de bestuurdersstoel.’

Jens dacht na.

‘Hij heeft die auto vast zelf in brand gestoken.’

‘Waarom?’

‘Misschien omdat hij het gevoel had dat hij genaaid werd toen ik hem zijn spullen afhandig maakte.’

‘Wat heb je gepakt?’

‘Zijn telefoon, portemonnee en het magazijn van zijn wapen... de autosleutels. Alles wat hem dierbaar was.’

‘Wat gaat er nu gebeuren, Jens?’

Hij hoorde haar ongerustheid.

‘Is de politie nu gevaarlijker?’

‘Misschien hebben we geluk.’

‘Hoe dan?’

‘Hij verdoezelt dit, agent Lars. Houdt dit voor zichzelf, schaamt zich misschien. Daarom heeft hij die auto in brand gestoken.’

‘Of niet,’ zei ze zachtjes. ‘Jouw acties maken het misschien alleen maar erger, vooral voor Albert. Heb je daar wel aan gedacht?’

‘Jazeker wel. Maar dat woog voor mij minder zwaar dan het gevaar dat jij ontmaskerd zou worden bij Aron en Hector. Dat was erger geweest.’

Hij hoorde haar voetstappen op het asfalt. Hij wist niet wat hij moest zeggen.

‘Wat ga je vandaag doen?’ kwam eruit. Zodra hij de woorden had uitgesproken, had hij er al spijt van.

‘Ik moet werken.’

Hij zocht naar iets anders om te zeggen, vond niets.

‘Dag, Sophie.’

Ze hing op.





19


Sara had in een koffieshop aan de overkant van de straat zitten wachten. Ze had een plekje opgezocht met uitzicht op haar eigen voordeur en toen Lars naar buiten kwam en de straat uitliep, volgde ze hem met haar blik. Ze vond hem er anders uitzien, stijver – hij leek wel ziek.

Sara wachtte tot ze hem niet meer zag. Toen stond ze op, liep het trottoir op, keek snel naar links en naar rechts en stak toen de Swedenborgsgatan over. In de lift zette ze haar zonnebril af en bekeek haar spiegelbeeld nauwkeurig. Haar rechteroog was helemaal blauw van de mishandeling. Gedeelten van het blauw neigden nu meer naar groen. Ze zag er verschrikkelijk uit.

Sara opende de deur met haar sleutel, stapte het appartement binnen, oude post lag ongeopend op de vloer voor haar voeten en midden in de hal stond een stoel met een stapel pannen erop. Het rook er muf, bedompt.

Ze liep de werkkamer in, die verduisterd en rommelig was. Een onopgemaakte matras op de vloer. Het laken lag een eind verder op het parket. Een kussen vol vlekken, zonder sloop, een deken die naast de matras was gegooid. Borden met etensresten, glazen, gebruikt keukenpapier... Lieve hemel.