***
*
***
Het telefoonsignaal haalde hem ruw uit een compacte en geluidloze duisternis. Lars keek op de klok, hij moest urenlang onder zeil zijn geweest. Het telefoonsignaal snerpte weer. Aanhoudend en schril. Hij ging op zijn knieën zitten. Er kwam geen eind aan het lawaai. Hij zocht steun bij een tafel, kwam overeind en liep op onvaste benen over de parketvloer. Zijn onderrug en zijn knieën deden pijn.
‘Hallo?’
‘Lars Vinge?’
‘Ja?’
‘Je spreekt met Gunnel Nordin van Lyckoslanten. Ik moet je helaas meedelen dat je moeder vanmorgen is overleden.’
‘Goh... Wat erg...’
Lars hing op en liep naar de keuken zonder te weten wat hij daar zocht en weer ging de telefoon. Hij keek om zich heen om zich op die manier te herinneren waar hij naar op zoek was. Weer klonk het telefoonsignaal. Hij keek naar het plafond, vervolgens naar de vloer, zocht op de plek waar hij stond, maakte een draai van driehonderdzestig graden. De telefoon ging. Nee, hij wist niet meer wat hij zocht, zijn hersenen draaiden op volle toeren.
De telefoon rinkelde. Hij nam op.
‘Hallo?’
‘Ja, nogmaals met Gunnel Nordin, Lyckoslanten...’
‘Ja?’
Lars keek naar zijn voeten.
‘Ik weet niet of je hebt begrepen wat ik net vertelde.’
‘Ja, mijn moeder is gestorven, zei je.’
Zijn wang begon te jeuken, alsof hij zojuist door een mug was gestoken. Hij krabde hard en geïrriteerd met zijn nagels.
‘Wil je hierheen komen? Om haar te zien voordat we haar wegbrengen?’
Hij keek naar zijn nagels, een beetje bloed.
‘Nee, nee, het is goed zo, brengen jullie haar maar weg.’
Gunnel Nordin viel even stil.
‘Ik moet je helaas vragen hierheen te komen om een aantal zaken af te handelen, papieren te ondertekenen en Rosies bezittingen op te halen. Schikt je dat deze week?’
‘Ja... dat kan wel.’
Lars’ ogen bleven dwalend rondkijken, hij zocht iets.
‘Er is nog iets wat ik je moet vertellen...’
‘O?’
‘Rosie... je moeder heeft zelf een eind aan haar leven gemaakt.’
‘O... Oké.’
Hij hing weer op. Wat zocht hij nou, verdomme?
Lars deed de koelkast open, de kou die hem tegemoetkwam was aangenaam. Hij bleef daar een hele poos staan, hoe lang wist hij niet. De telefoon ging weer, deze keer klonk hij luider. Hij staarde naar het koelelement helemaal achter in de koelkast. Hoorde het tikken.
Het telefoonsignaal snerpte, boorde zich in hem, verstoorde zijn gemoedsrust. Hij hoorde zichzelf krijsen, een ijzingwekkende schreeuw, vol woede alsof die ergens uit zijn diepste zelf kwam. Het verbaasde hem dat hij zo kon schreeuwen, dat was nog nooit eerder gebeurd.
‘Ja?’
‘Lars, wat is er gisteren gebeurd?’
Het was de stem van Gunilla.
‘Gisteren? Niets, voor zover ik weet.’
‘Je auto is uitgebrand.’
‘Mijn auto?’
‘De Saab, in Stocksund, vannacht.’
‘Hoe kan dat?’
‘Dat weten we niet. Volgens getuigen is hij geëxplodeerd. Hoe laat ben je naar huis gegaan?’
‘Rond elf uur.’
‘En de apparatuur?’
‘In de Saab. Waar is de auto nu?’
‘Hij is meegenomen naar Täby voor technisch onderzoek, maar je weet hoe lang zoiets duurt.’
Dat wist hij niet.
‘Wie kan dit gedaan hebben, Lars?’
Lars deed alsof hij totaal verbluft was.
‘Geen idee... vandalen, snotjongens... Ik weet het niet, Gunilla.’
‘Hoeveel opgenomen materiaal is er verdwenen?’
‘Niets van waarde, ik heb immers alles al voor je uitgetypt.’
Gunilla bleef even zitten met de hoorn in haar handen, toen hing ze op.
***
Jens wilde verder slapen, maar de telefoon bleef maar rinkelen. Hij reikte naar zijn mobieltje en gooide zijn oude wekker om, die op de grond viel. Hij had de stand van de wijzers nog net kunnen zien en in combinatie met het zonlicht dat door de gordijnen drong bracht die hem tot de conclusie dat het al midden op de dag was.
‘Ja...’
‘Heb ik je wakker gemaakt?’
‘Nee, nee, ik was op.’
‘Kunnen we praten?’
Jens probeerde de losse eindjes in zijn hoofd bijeen te rapen.
‘Bel je met de mobiel die ik je heb gegeven?’
‘Ja.’
‘Hang op, dan bel ik jou.’
Hij sloeg het grote witte dekbed open en zette zijn voeten op de zachte vloerbedekking. Zijn slaapkamer was zo licht als het binnenste van een cumuluswolk. Alles was wit op een dof donkerrood schilderij na: een Mark Rothko-kopie waar hij altijd weer van genoot. Jens rekte zich uit, stond op en liep de kamer uit. Krabde op zijn hoofd, strekte zijn lichaam. Hij droeg slechts een ivoorwitte katoenen boxershort, groot en wijd met knopen, met de hand gemaakt in Turkije. Hij had er twintig gekocht bij een kleermaker. Ze waren, volgens hem, de beste kledingstukken die hij ooit had aangeschaft.