Hij liet zijn onderlip los en staarde voor zich uit. Verbaasd was toch niet het juiste woord – hij was niet verbaasd, hij was helemaal niets.
Lars bleef uren zo zitten. Maar in zijn door drugs veroorzaakte verwarring begon hem iets te dagen, hij begon iets van betekenis te ontwaren. Zijn telefoon was weg, zijn portemonnee, het magazijn van zijn pistool, de sleutels van de auto... alles was weg, samen met zijn persoonlijkheid en zijn ziel... samen met zijn vroegere leven. Misschien was het een teken? Een teken van verandering? Dat hij het roer moest omgooien, opnieuw moest beginnen, bij nul... Moest uitzoeken wat er nu werkelijk om hem heen gebeurde, partij kiezen.
Plotseling realiseerde hij zich dat hij vrij was om te kiezen welke kant hij op wilde. Lars zag een verlenging van de termijn, zag voor zich wat hij vanaf nu zou doen, wat hij móést doen.
Hij strekte zijn arm naar achteren uit en pakte zijn dienstwapen zonder magazijn van de vloer voor de achterbank, sprong uit de auto, liep eromheen en opende de kofferbak. Hij sloot het tasje met de afluisterapparatuur met behulp van het klittenband, tilde het eruit, liep ermee naar een tuin en zette het achter een berk neer. Lars ging zitten en trok zijn veters uit zijn sportschoenen, knoopte ze aan elkaar tot één lange veter, stond op en liep terug naar de Saab, draaide de dop van de benzinetank, liet de veter er zo ver mogelijk in zakken, trok hem weer omhoog, rook eraan – benzine, wat een heerlijke geur...
Vervolgens liet hij het andere uiteinde er zo ver mogelijk in zakken. De schoenveter bleef een paar centimeter uit de tank steken. Hij keek naar de boom, probeerde zijn vluchtroute te bepalen. Hij had drie, misschien vier seconden. Nee, meer. Vijf, zes...
Hij pakte een aansteker en stak het met benzine doordrenkte uiteinde aan. De veter brandde snel, sneller dan hij verwacht had. Lars rende zo hard als hij nog nooit had gerend, met lange passen, met de paniek suizend in zijn achterhoofd.
De explosie klonk dof en zwaar alsof iemand een dik kleed over de hele buurt had laten vallen. De schokgolf voelde als een warme windvlaag in zijn rug toen hij tegen de grond sloeg boven op de tas met de afluisterapparatuur. Hij draaide zich om. De vuurzuil bleef een paar seconden rechtop staan. De vlammen aan de bovenkant, die naar binnen en naar beneden leken te willen, gaven hem een paddenstoelvorm. Daarna verdween hij in het halfduister van de vallende avond. De Saab stond in lichterlaaie. Het siste, tikte en knetterde. De achterruit was verdwenen, de kofferbak hing uit zijn scharnieren. Het plastic begon te smelten, het glas barstte, het linkerachterwiel braakte rubber uit in de vlammen. Hij keek met grote ogen naar het vuurwerk.
***
*
***
Sophie had gedroomd dat de verwarmingsketel in de kelder was ontploft. Voor haar slaapkamer kwam ze Albert tegen.
‘Wat was dat?’ vroeg hij.
‘Ik weet het niet.’
Ze liep naar beneden, maar zag niets vreemds, liep door naar de kelder, zocht met haar blik, snoof of ze iets verdachts rook, maar nee. Ze hoorde Albert buiten roepen.
Toen ze buiten kwam, zag ze een paar straten verderop een schijnsel boven de bomen. Een fel, geelachtig licht.
Ze begonnen die kant op te lopen.
Een grote groep slaapdronken mensen stond naar het vuur te kijken. Uit de omringende straten kwamen nog meer mensen aanlopen. Sophie zag dat het een auto was, een oude Saab.
Albert kwam een vriend tegen, ze begonnen te praten en te lachen. Ze keek naar de brandende auto, hoorde in de verte de brandweersirenes, hoorde het lawaai en het kraken van plastic, rubber en metaal.
***
Hij stond vlak achter haar.
Lars was overeind gekomen na de explosie en wilde al weggaan toen hij ineens op het idee kwam dat zij hier vast naartoe zou komen. Hij was blijven staan, had zich omgedraaid en zich teruggetrokken in het donker. Hij had gezien hoe de mensen uit de nabijgelegen huizen aan kwamen lopen. Lars had de tas verstopt, met zijn hand door zijn haar gewoeld en was teruggelopen.
Nu was hij ook een omwonende die wakker was geworden van een explosie, snel wat kleren had aangeschoten en naar buiten was gegaan om te kijken wat er aan de hand was.
Eerst zag hij haar niet en dat maakte hem ongeduldig. Lars probeerde te kalmeren door naar het commentaar van de anderen te luisteren. Het waren voornamelijk grapjes. Iemand vroeg om een vuurtje, een man zei iets over Saab, aandelen en faillissement. Lars begreep de humor niet, maar alle anderen kennelijk wel. Meer mensen sloten zich aan om het spektakel te aanschouwen. En toen zag hij haar.
Ze was over de weg schuin achter hem komen aanlopen. Hij had heel even die kant opgekeken, zag Albert voor haar uit lopen, zag haar prachtige verschijning. Hij glimlachte, hij voelde het. Hij haalde de glimlach weer van zijn gezicht, draaide zich om en keek naar het vuur, zag haar vanuit een ooghoek, ze was een eindje van hem vandaan blijven staan. Lars was langzaam door de mensenmenigte heen dichter naar haar toe gekropen.