‘U vertelt me uw verhaal en ik laat u gaan?’
‘Ja.’
‘Nee.’
Viktor ademde diep uit en zuchtte weer. ‘Ik weet dat ik schuldig ben. Ik heb het zwaarste misdrijf begaan dat iemand zich kan voorstellen. Ik heb degene gedood die ik het meeste liefhad, mijn eigen dochter. Maar u weet dat ik ziek was. Ziek ben. Ik zal nooit meer genezen. De rechtszaak wordt een mediacircus, en ten slotte zullen ze me opbergen – in een gesloten inrichting, als ik geluk heb. Maar vindt u dat de maatschappij daarmee geholpen is?’
Dr. Roth haalde zijn schouders op. ‘In de ogen van de samenleving heb ik een moord gepleegd, ja. Maar als ze me nu vrijlieten, konden ze ervan overtuigd zijn dat ik zoiets nooit meer zou doen. Omdat ik nooit meer zoveel van iemand zal kunnen houden als van mijn dochter. Ik smeek het u. Vindt u niet dat ik voldoende ben gestraft? Wat heeft iemand eraan mij nu nog op te sluiten?’
Dr. Roth schudde afwerend zijn hoofd. ‘Misschien hebt u gelijk, maar ik mag dat niet doen. Dan zou ik strafbaar zijn.’
‘God, ik vraag u ook niet om de deur open te zetten, dr. Roth! Martin! Alsjeblieft! Ik blijf gewoon hier. Maar geef me die pillencocktail, dan kan ik terug naar Parkum.’
‘Naar Parkum? Maar wat wilt u daar? U hebt daar al die verschrikkelijke dingen beleefd waarover u me vandaag urenlang hebt verteld.’
‘Ja, de laatste weken. Maar tot die tijd woonde ik op een droomeiland.’ Viktor lachte om zijn eigen woordspeling. ‘Het weer was zonnig en zacht, mijn vrouw belde me dagelijks en zou binnenkort komen. Halberstaedt bekommerde zich om het aggregaat en Michael bracht verse vis mee vanaf zee. Sindbad lag aan mijn voeten. En het belangrijkste: Josy hield van me. Alles was perfect. Tot dan toe. De storm stak pas op toen mijn medicatie werd stopgezet.’
Dr. Roth klemde zijn hand om het pillendoosje in zijn zak. De woorden van Larenz hadden hem geroerd. ‘Ik weet het niet. Het is niet juist.’
‘Oké.’ Larenz ging weer op het bed zitten. ‘Ik maak het u heel makkelijk, dr. Roth. Ik zal uw laatste vraag beantwoorden en u vertellen waar het lijk van Josy is. Onder één voorwaarde: u geeft me eerst die pillen.’
‘Omgekeerd,’ antwoordde de arts. Nerveus kamde hij met zijn vingers zijn dunne haar over zijn inhammen. ‘U vertelt het mij nu, en ik geef u daarna de medicijnen.’
‘Nee. Ik heb u de rest van het verhaal ook verteld zonder te weten of daar iets tegenover stond. Nu bent u aan de beurt. U kunt me vertrouwen. Geef me die tabletten maar. Het duurt minstens twee minuten voordat ze gaan werken. Dat is voldoende om u de plaats te noemen.’
Dr. Roth bleef aarzelend voor Larenz’ bed staan en dacht na. Wat hij nu ging doen, druiste in tegen alles wat hij ooit geleerd had. Maar hij kon niet anders. Zijn nieuwsgierigheid was sterker dan zijn gezonde verstand.
Hij haalde zijn hand uit de zak van zijn jas en gaf Viktor Larenz het witte doosje met de gewenste pillen. Het was hetzelfde middel dat ze hem de afgelopen jaren regelmatig hadden toegediend, voordat ze er drie weken geleden mee waren gestopt.
‘Dank u wel.’ Larenz wachtte niet af, maar telde onmiddellijk acht pillen in zijn bleke hand uit. De chef-arts keek onbewogen toe. Op het moment dat de patiënt ze in zijn mond stak had hij nog de neiging om Larenz’ hand weg te slaan en zijn fout weer goed te maken, maar het was al te laat. Larenz had ze doorgeslikt.
‘Wees maar niet bang. Geloof me, dr. Roth, u hebt de juiste beslissing genomen. Dit is een plausibel moment voor een terugval. Niemand zal een bloedonderzoek bij mij eisen als ik straks weer apathisch op bed lig en volkomen van de wereld ben. Daar zullen mijn advocaten wel op toezien. Die willen immers aanvoeren dat ik niet toerekeningsvatbaar ben. Professor Malzius zal concluderen dat mijn zelfgenezende krachten toch niet voldoende waren en weer overgaan tot de klassieke behandeling met medicijnen. Per slot van rekening was het niet zíjn idee om de medicatie stop te zetten.’
‘Of hij vertrouwt het niet en laat uw maag leegpompen.’
‘Met dat risico moet ik maar leven en… sterven.’ Met een diepe zucht liet Viktor zich achterover op het bed vallen. Hij had een dubbele dosis genomen en aan zijn stem was het effect al enigszins te horen. Met een slap gebaar wenkte hij dr. Roth. De arts boog zich naar hem toe, zodat Larenz hem in het oor kon fluisteren.
Maar Larenz draaide met zijn ogen en dr. Roth was al bang dat hij het antwoord met zich mee zou nemen naar Parkum.
‘Waar is Josy?’ Hij schudde Larenz bij zijn schouder. ‘Waar is het lijk?’
Eén moment leek de blik van zijn patiënt te doven, maar toen keek hij weer helder uit zijn ogen. Larenz’ laatste woorden waren ferm en duidelijk.