Home>>read De Therapie free online

De Therapie(34)

By:Sebastian Fitzek


Viktor staarde hem nog een minuut na, maar kreeg het toen zo koud als een kleine jongen die te lang in het zwembad had gelegen en klappertandend uit het water kwam. Haastig sloot hij de deur, voordat de wind de kou en de regen naar binnen zou blazen.

Nog in het halletje overwoog hij om het pistool meteen in de vuilnisbak voor het huis te gooien. Hij vond wapens maar eng en wilde er ook uit principe geen hebben. Ten slotte borg hij het ongeopende pakje in de onderste la van de mahoniehouten gangkast en nam zich voor het Halberstaedt de volgende morgen terug te brengen.

Een tijdlang tuurde hij peinzend in de langzaam dovende gloed van de haard en vroeg zich af wat hij van de gebeurtenissen van de afgelopen uren moest denken.

Sindbad was verdwenen.

Iemand, een jonge vrouw, mogelijk een meisje, had in zijn weekendhuis ingebroken en was daar ongesteld geworden.

En de burgemeester van het eiland had hem een vuurwapen gebracht.

Viktor trok zijn schoenen uit en ging op de bank liggen. Hij zocht in zijn broekzak en slikte zijn laatste valiumtablet, die hij eigenlijk voor die nacht had willen bewaren. Daarna wachtte hij op de ontspannende werking, die hopelijk ook een gunstig effect zou hebben op zijn griepverschijnselen. Hij sloot zijn ogen en probeerde de druk kwijt te raken die als een stalen band om zijn hoofd sloot. Dat lukte hem, heel even, en zelfs zijn neus was voor het eerst in lange tijd niet meer verstopt. Daardoor kon hij het luchtje van het zware parfum weer ruiken dat Anna had achtergelaten toen ze een halfuur geleden nog op deze plek gezeten had.

Viktor dacht na. Hij wist niet wat hem op dat moment het meest verontrustte: het onheilspellende gedrag van Anna of de mysterieuze orakeltaal van de burgemeester.

Hij had nog geen besluit genomen toen een nachtmerrie hem overviel.





24


SINDS JOSY’S VERDWIJNING HAD HIJ DIE DROOM WEL VAKER, MET onregelmatige tussenpozen. Maar of de nachtmerrie nu een paar keer per week of eens in de maand terugkeerde, het patroon was steeds hetzelfde. Het was altijd midden in de nacht en Viktor zat achter het stuur van zijn Volvo, met Josy naast zich. Hij had iets gehoord over een nieuwe specialist in het noorden, die zijn kind misschien zou kunnen helpen. En nu waren ze al een paar uur onderweg naar die praktijk, ergens aan zee. De wagen reed veel te hard, maar Viktor kon niet remmen. Josy smeekte hem om het rustiger aan te doen, maar dat ging gewoon niet. Gelukkig was het een kaarsrechte weg naar de kust, zonder bochten of afslagen. Nergens verkeerslichten of gelijkvloerse kruisingen. Zo nu en dan kwam een tegenligger hem tegemoet, maar de weg was breed genoeg en ondanks hun hoge snelheid deden zich geen gevaarlijke situaties voor. Na een tijdje vroeg Viktor waarom het zo lang duurde voordat ze bij de kust waren. Josy haalde haar schouders op en scheen zich er ook over te verbazen dat het zo lang duurde. In dat tempo hadden ze nu toch wel bij de strandpromenade moeten zijn. In de verre omtrek was geen enkele andere auto meer te zien, en er was nog iets vreemds: het werd steeds donkerder. Hoe verder ze kwamen, des te minder lampen er langs de weg stonden. Maar de bomenrij aan weerskanten werd steeds dichter. Ten slotte was er helemaal geen straatverlichting meer. De weg versmalde zich en liep nu door een ondoordringbaar bos.

Op dat punt van de droom begon Viktor voor het eerst bang te worden, hoewel angst niet het juiste woord was. Het was een vaag gevoel van ontzetting en afgrijzen, dat hem verlamde en steeds sterker werd toen hij besefte dat hij niet kon remmen. Hij trapte het pedaal in, maar zonder resultaat. Ze reden steeds harder over de kaarsrechte weg. Viktor deed de binnenverlichting van de Volvo aan en Josy zocht op een kaart de route op. Maar de weg waar ze nu reden was niet te vinden.

Ten slotte begon ze opgelucht te lachen en wees voor zich uit. ‘Kijk, een lichtje! Daar moet iets zijn.’

Ook Viktor kon in de verte een zwak schijnsel onderscheiden, dat helderder werd naarmate ze dichterbij kwamen.

‘Het zal wel een kruising zijn, of een dorpje. Misschien zelfs het strand. We moeten gewoon rechtdoor.’

Viktor knikte en het bonzen van zijn hart bedaarde wat. Ze naderden nu toch het eindpunt. Hij gaf zelfs gas om nog harder te rijden. Hij wilde uit dat bos vandaan, weg uit die duisternis.

Maar opeens was het er weer.

Het afgrijzen. De ontzetting.

Want plotseling herkende hij alles om zich heen en wist hij ook wat het voor een licht was, daar in de verte. Hij besefte Josy’s vergissing en zijn eigen fout om midden in de nacht aan zo’n rit te beginnen. Ook Josephine keek nu angstig door het zijraampje.

Er stonden geen bomen meer in het donker langs de weg. Er stond helemaal niets. Het enige wat ze zagen was water – zwart, koud, donker en eindeloos diep.

Maar het was al te laat. Viktor begreep dat dit besef hem niet meer kon helpen.

Ze waren al die tijd over een strekdam door het water gereden. Bijna een uur lang hadden ze de weg naar de zee gezocht, terwijl ze er allang doorheen reden. Inmiddels hadden ze al een paar kilometer afgelegd vanaf de kust, en nu stormden ze op het verlichte baken aan het einde van de strekdam af, zonder te kunnen remmen.