‘Dat weet ik. Maar Laura heeft haar muren volhangen met posters van boybands. Achter de spiegel steken tickets van popconcerten waar ze is geweest en ansichten die ze van oudere vriendjes uit Mallorca heeft gekregen. Begrijp je wat ik bedoel?’
Er ontbreekt iets.
‘Nee.’
‘Dit is niet de kamer van een tiener die popelt om langzaam de wereld te ontdekken, Viktor. Ik zie geen sterrenfoto’s uit de Bravo, maar een lieve Benjamin Blümchen-figuur in de kast. En Sesamstraat… Viktor, toe nou! Mijn nichtje heeft een foto van Eminem aan de muur, niet van Ernie.’
‘Wie is Eminem?’
‘Zie je? Dat bedoel ik nou. Dat is een rapper. En je wilt niet weten waar zijn teksten over gaan.’
‘Ik begrijp nog altijd niet wat je daarmee zeggen wilt.’
‘Dat hier werkelijk iets ontbreekt. Hier zie ik geen waskaarsen in oude wijnflessen. Geen kistje voor de eerste liefdesbrieven. En ja, hier ontbreekt inderdaad een toilettafel.’
‘Maar in het begin zei je dat het een heel normale meisjeskamer was.’
‘Ja, voor een kind van acht. Maar Josy was toen twaalf.’
‘Je vergeet dat het maar een weekendhuis is. Ze had haar kamer daar niet compleet ingericht.’
‘Kan zijn.’ Kai snoof en kwam weer in beweging. ‘Maar je vroeg wat me opviel. En dat is mijn antwoord.’
Viktor hoorde hoe de deur van de kamer werd dichtgetrokken. Opeens verdween het beeld uit zijn gedachten, alsof de etherverbinding met Kai en het weekendhuis was uitgevallen als bij een oude zender.
‘Waar ga je nu heen?’
‘Neem me niet kwalijk, maar ik moet dringend pissen. Ik bel je zo terug.’
En voordat Viktor kon protesteren was ook de daadwerkelijke verbinding met Kai verbroken. Hij had opgehangen.
Viktor bleef als aan de grond genageld naast de telefoon bij de haard staan en probeerde een samenhang te ontdekken.
Wat had Kais informatie te betekenen? Het ruitje dat pas kortgeleden was ingeslagen. De kamer die niet paste bij een tienermeisje?
Hij kreeg niet de kans er lang over na te denken, want Kai belde weer terug, zoals beloofd, en zelfs sneller dan Viktor had verwacht.
‘Viktor?’
Aan de verandering in achtergrondgeluiden te horen was hij alweer naar buiten gestapt en stond hij nu voor het huisje in het bos.
‘Wat is er? Waarom ben je naar buiten gegaan? Ik was nog niet…’
‘Viktor!’ viel de privédetective hem in de rede, en nu klonk zijn stem veel dringender. Bijna onbeheerst. De angst sloeg Viktor om het hart.
‘Wat heb je?’
‘We kunnen nu écht beter de politie waarschuwen.’
‘Hoezo? Wat is er dan?’
Josy.
‘Er is iemand in je badkamer geweest. Niet langer dan een paar uur geleden, want de sporen zijn nog vers.’
‘In godsnaam, Kai! Wat voor sporen?’
‘Bloed. Op de tegels. In de wastafel. In de wc.’
Kai ademde moeizaam. ‘De hele badkamer zit onder het bloed.’
16
Het heden. Kamer 1245, Wedding
DE PIEPER VAN DR. ROTH GING PRECIES IN DE EERSTE LANGERE adempauze die Larenz na een uur in zijn verhaal liet vallen.
‘Vergeet niet wat u wilde zeggen, dokter,’ zei de chef-arts toen hij de zware deur naar de gang achter zich dichttrok.
Vergeten? dacht Larenz, terwijl dr. Roth haastig naar de telefoon van de afdeling liep. Mijn probleem is juist dat ik niet kán vergeten. Hoewel me niets liever zou zijn.
Dr. Roth was al na twee minuten terug en ging weer op het ongemakkelijke witte plastic klapstoeltje zitten dat normaal voor bezoekers was bestemd naast de bedden van de patiënten van de kliniek en hier eigenlijk niet thuishoorde. Want patiënten op deze afdeling kregen niet veel bezoek.
‘Ik heb goed nieuws en slecht nieuws,’ zei hij tegen Viktor.
‘Eerst het slechte maar!’
‘Ze zoeken me al. Professor Malzius vroeg waar ik uithing.’
‘En het goede nieuws?’
‘Er komt bezoek voor u, maar het kan hier pas om zes uur zijn.’
Viktor knikte slechts. Hij had wel een idee wie die bezoekers waren, en aan het gezicht van dr. Roth te zien had hij het bij het rechte eind.
‘Dan heb ik dus nog veertig minuten?’
‘Veertig minuten om de rest van uw verhaal te doen.’
Larenz strekte zich uit op het bed, zo goed en zo kwaad als dat ging.
‘Op mijn zevenenveertigste al aan het bed gekluisterd,’ grapte hij, maar dr. Roth ging niet op de toespeling in. Hij wist wat Larenz van hem wilde, maar dat genoegen kon hij hem niet doen.
‘Waarom hebt u na die ontdekking in uw vakantiehuis niet de politie gebeld?’ nam hij de draad van het gesprek weer op.
‘Omdat de politie vier jaar lang niets voor me had gedaan. En nu ik zelf op het eerste spoor was gestuit wilde ik me dat niet uit handen laten nemen.’