‘Ja. Het antwoord is nogal onnozel. Ik wist gewoon niet hoe het verhaal verderging. Dus heb ik het eerste deel op mijn computer opgeslagen en daarna ben ik het bestand vergeten.’
‘Totdat Charlotte plotseling opdook?’
‘Precies. En dat was echt verschrikkelijk. Zoals u weet had ik al eerder aanvallen van schizofrenie. Ik zag niet-bestaande kleuren, ik hoorde stemmen en geluiden, maar Charlotte was echt het hoogtepunt. Van alle figuren uit mijn boeken was zij de meest waarheidsgetrouwe waanvoorstelling.’
Te waarheidsgetrouw?
Viktor pakte zijn theekopje en merkte dat hij door zijn verkoudheid al bijna niets meer proefde. Hij wist echt niet of de thee werkelijk zo smerig was of dat de neusdruppels die hij veelvuldig gebruikte die bittere bijsmaak veroorzaakten.
‘U zei gisteren dat Charlotte bijna door een auto was aangereden.’
‘Ja. Dat was de eerste keer dat ik haar bewust zag staan.’
‘En vervolgens is ze met u meegelopen, bij de plaats van het ongeluk vandaan?’
‘Nee, omgekeerd.’ Anna schudde haar hoofd. ‘Ze is niet met míj meegelopen, maar ze vroeg of ik met háár wilde meegaan.’
‘Waarom?’
‘Ze wilde dat ik eindelijk haar boek zou afmaken. Ze vroeg me zelfs letterlijk: “Waarom heb je maar twee hoofdstukken geschreven? Hoe gaat het verder? Ik wil niet voor altijd ziek blijven.”’
‘Dus uw eigen romanfiguur vroeg u om het verhaal af te maken waarmee u ooit begonnen was?’
‘Ja. En Charlotte was de eerste wie ik de waarheid vertelde: dat ik niets voor haar kon doen, omdat ik zelf niet wist hoe het boek verderging.’
‘Hoe reageerde ze daarop?’
‘Ze pakte mijn hand en zei: “Kom mee, dan help ik je op weg. Ik zal je de plaats laten zien waar het allemaal begonnen is. Misschien weet je dan de afloop van ons verhaal.”’
Ons verhaal?
‘En welke plaats was dat?’
‘Geen idee. Ergens buiten Berlijn. Ik kan me maar enkele fragmenten van de rit herinneren.’
‘Probeert u het zo goed mogelijk te beschrijven,’ drong Viktor aan.
‘Ik denk dat we met mijn auto de snelweg namen naar het westen. Vraag me niet welke afrit het was. Het enige wat ik me herinner is dat Charlotte de autogordel omdeed. Kunt u dat begrijpen? Niets is me zo duidelijk bijgebleven als het feit dat mijn hersenschim blijkbaar bang was voor een ongeluk.’
Dat begreep Viktor wel. Josy was goed opgevoed. Isabell had altijd op dat soort dingen gelet.
‘En hoe lang duurde de rit ongeveer?’
‘Een goed uur. We kwamen door een grotere plaats – een beschermd dorpsgezicht, een oude Russische nederzetting of zoiets. Dat staat me nog bij.’
Viktor verkrampte alsof hij in de stoel bij de tandarts zat.
‘In elk geval stond er een Russisch-orthodoxe kerk op een heuvel in het bos. Die reden we voorbij, dan over een brug, een eindje over een provinciale weg en toen een geplaveide bosweg op.’
Dat kan niet…
‘Ten slotte nog ongeveer een kilometer, voordat we stopten op een bospad, waar ik de auto liet staan.’
Dat kan niet waar zijn…
Viktor moest zich beheersen om niet meteen op te springen en Anna zijn volgende vraag toe te schreeuwen. Hij kénde die weg. Hij had hem vroeger zo vaak gereden. Bijna elk weekend.
‘En toen u was uitgestapt?’
‘We volgden een uitgesleten paadje, zo smal dat je achter elkaar moest lopen. Aan het eind stond een houten huisje, een soort blokhut, maar dan moderner. Het lag daar prachtig.’
Midden in het bos, dacht Viktor. Hij kon Anna’s volgende woorden bijna raden.
‘Er waren geen buren. In de wijde omtrek was niets anders te bekennen dan dennen, beuken en berken. De loofbomen waren hun bontgekleurde herfstblaadjes verloren, die een zacht tapijt vormden onder onze voeten. Ondanks de onaangename novemberkou straalde het bos toch een zekere warmte uit. Het was echt heel mooi. Zo mooi dat ik nog altijd niet zeker weet of het wel echt was, of een zinsbegoocheling. Net als Charlotte.’
Viktor wist op dat moment niet wat hem liever was: dat de schizofrene ervaringen van Anna werkelijk iets met Josy’s verdwijning te maken hadden of dat zijn ijdele hoop hem parten speelde. Het zou nog altijd een macaber toeval kunnen zijn. In Havelland had je zoveel van zulke weekendhuisjes.
Toch was er maar één dat…
‘Weet u nog of u iets bijzonders hoorde toen u voor dat huisje stond?’
Anna keek hem vragend aan. ‘Is dat belangrijk voor mijn therapie?’
Nee. Maar voor mij wel.
‘Ja,’ loog hij.
‘Eerlijk gezegd hoorde ik niets. Helemaal niets. Het was zo stil als op een eenzame berg, tweeduizend meter boven zeeniveau.’
Viktor knikte peinzend, hoewel hij het liefst woest met zijn hoofd zou hebben geschud, als bij een rockconcert. Dat was precies het antwoord dat hij had verwacht. En dus wist hij waar Anna met Charlotte naartoe gereden was. De stilte in het Sacrower Forst tussen Spandau en Potsdam was zo indrukwekkend, zo tastbaar, dat mensen uit de stad dat altijd als eerste noemden.