‘Ik denk dat hij Albert heet,’ mompelde ze zachtjes bij zichzelf. Maar Viktor had het verstaan.
‘Waarom Albert?’
‘Omdat hij een oude man is, en eenzaam.’
‘O, en oude, eenzame mannen heten zo?’
‘Ja,’ antwoordde ze eenvoudig, en daarmee was de kous af. Vanaf dat moment had de onbekende man aan de rand van de weg een naam. Viktor betrapte zich er zelfs op dat hij hem soms toeknikte als hij hem voorbijreed aan het einde van de dag.
‘Hallo, Albert!’
Pas veel later, toen hij op een dag op de marmeren vloer van de badkamer uit zijn roes ontwaakte, werd hem duidelijk dat ook Albert iets zocht. Iets wat hij ergens was verloren en in de voorbijrazende auto’s hoopte terug te vinden. Albert moest een zielsverwant zijn. Nauwelijks was die gedachte bij Viktor opgekomen of hij zat al achter het stuur van zijn Volvo en reed naar de Messedamm bij de Deutschlandhalle. Maar al van verre zag hij dat Albert die dag niet op zijn plek stond. En ook de volgende dagen, toen Viktor naar hem uitkeek, liet de eenzame man zich niet meer zien.
Viktor zou hem graag hebben aangesproken: ‘Neem me niet kwalijk, maar wat zoekt u hier precies? Bent u ook iemand verloren?’
Maar Albert was verdwenen en kwam niet meer terug.
Net als Josy.
Toen Viktor op de achttiende dag weer onverrichter zake naar huis terugreed om de zoveelste fles open te trekken, stond Isabell met een brief in de deuropening. Het was het verzoek van de Bunte om een interview.
‘Dr. Larenz?’
De vraag wekte Viktor met een schok uit zijn overpeinzingen. Hij stond zo abrupt op dat hij zijn rechterknie tegen het bureau stootte. Tegelijkertijd verslikte hij zich en begon te hoesten.
‘Neem me vooral niet kwalijk,’ zei Anna, die vlak achter hem stond, maar geen aanstalten maakte op hem toe te stappen of hem te helpen. ‘Ik wilde u niet weer laten schrikken, maar ik heb een paar keer geklopt en de deur ging vanzelf open.’
Viktor knikte schijnbaar begrijpend, hoewel hij zeker wist dat hij de deur had afgesloten. Hij greep naar zijn hoofd en voelde dat het zweet op zijn voorhoofd stond.
‘U ziet er nog slechter uit dan gisteren. Misschien kan ik beter gaan.’
Viktor zag dat Anna hem scherp opnam en bedacht dat hij van schrik nog geen woord had uitgebracht.
‘Nee,’ zei hij, wat luider dan zijn bedoeling was.
Anna hield haar hoofd schuin, alsof ze hem niet goed verstaan had.
‘Nee,’ herhaalde Viktor, ‘dat is helemaal niet nodig. Ga zitten, alstublieft. Ik ben blij dat u er bent. Ik heb nog een aantal vragen.’
12
ANNA TROK HAAR JAS UIT, DEED HAAR SJAAL AF EN INSTALLEERDE zich weer op de bank. Viktor zat nog steeds achter zijn bureau. Hij deed alsof hij op zijn computer een bestandje met aantekeningen zocht over haar geval. In werkelijkheid kende hij alle belangrijke feiten uit zijn hoofd en wilde hij alleen wat tijd winnen totdat hij zijn zenuwen weer voldoende in bedwang had om met het gesprek te beginnen.
Toen hij zijn hart niet langer in zijn keel voelde bonzen besefte Viktor dat hij vandaag al zijn concentratie nodig had om Anna’s verhaal te kunnen volgen. Hij voelde zich als na een hele nacht feesten: slaperig, moe en slap. Tot overmaat van ramp straalde zijn hoofdpijn vanuit zijn nek steeds verder uit en dreunde nu in zijn achterhoofd.
Hij masseerde zijn bonzende slapen en keek door het raam uit over de zee.
De over elkaar heen brekende golven vertoonden een zweem van koningsblauw. Hoe dichter het wolkendek zich samenpakte, des te donkerder het water leek. Het zicht bedroeg al minder dan twee zeemijlen en de horizon scheen met de minuut verder naar het eiland terug te wijken.
In de spiegeling van het raam zag Viktor dat Anna zichzelf een kop thee had ingeschonken en klaarzat voor de sessie. Hij draaide zijn bureaustoel naar haar toe en begon.
‘Ik zou verder willen gaan waar we gisteren gebleven waren.’
‘Graag.’
Anna bracht het sierlijke kopje naar haar mond en Viktor vroeg zich af of haar decent aangebrachte lichtrode lippenstift op het Meissner-porselein zou afgeven.
‘U zei dat Charlotte van huis was weggelopen, zonder dat ze iets tegen haar ouders had gezegd?’
‘Ja.’
Josy zou dat nooit hebben gedaan, dacht Viktor. Hij had er de hele nacht over nagedacht en was tot de slotsom gekomen dat de verdwijning van zijn dochter een andere reden moest hebben. Josy was geen wegloper geweest.
‘Charlotte liep uit eigen beweging weg om de oorzaak van haar geheimzinnige ziekte te vinden,’ zei Anna. ‘Dat was ongeveer de inhoud van bladzijde 1 tot en met 23 van het boek: haar ziekte, de machteloosheid van de artsen en haar vlucht. Tot zover was ik gekomen. Daarna heb ik geen zin meer op papier gekregen.’
‘Ja, dat zei u al. Was daar eigenlijk een speciale reden voor?’