Alles stond klaar. Hij had het bed versleept... precies op de goede plek. De camera stond opgesteld... precies op de goede plek. Hij controleerde alles nog één laatste keer om zich ervan te vergewissen dat alles perfect in orde was. Dat was het. Nu richt hij zijn aandacht volledig op Annie.
Dit was de eerste keer dat ze het goed zag. Daarvoor was hij afgeleid geweest en druk bezig met het opbouwen van zijn decor. Ze had nog hoop gehad. Nu was zijn blik op haar gevestigd en ze begreep het. Ze zag ogen die geen horizon hebben. Bodemloos, zwart, met een oneindige honger.
Hij wist dat zij het wist. Dat ze het doorhad. Het wond hem op, zoals altijd. Hij had een ander menselijk wezen alle hoop ontnomen.
Daardoor dacht hij nu dat hij God was.
James en ik hebben hetzelfde punt in de tijd bereikt. We zijn erbij. We zien hem, we zien Annie en uit onze ooghoeken zien we Bonnie. We ruiken de wanhoop. De zwarte trein vermeerdert vaart en we rijden mee, onze kaartjes zijn geknipt.
‘Tijd om de video nogmaals te bekijken,’ zegt hij.
Ik klik twee keer op het bestand en we kijken naar de collage die voorbijrolt. Hij danst, hij snijdt, hij verkracht.
Door het pure geweld dat hij gebruikte spoot het bloed alle kanten uit en hij kon het ruiken, proeven, voelde de gladheid ervan door zijn kleren heen. Op een bepaald moment draaide hij zich om en keek hij het kind aan. Haar gezicht was lijkwit en haar lichaam trilde alsof ze een toeval had. Dit creëerde een haast onverdraaglijke, halforgastische symfonie van heerlijke extremen voor hem. Hij sidderde, elke spier beefde van emotie en sensatie. Hij was niet gewoon slecht. Hij verkrachtte het goede. Neukte het dood. Muziek en bloed en ingewanden en geschreeuw en doodsangst. De wereld schudde op zijn grondvesten en hij bevond zich in het epicentrum. Hij klom naar de top en liet het over zich heen komen – het punt waarop alles explodeerde in een verzengend, wit verblindend licht waarin alle rede en al het menselijke verdwijnen.
Het was een kort moment en de enige keer dat de honger en het verlangen tot niets vervaagden. Een heel kort moment van verzadiging en opluchting.
Het mes suisde omlaag en toen was er bloed en bloed en vocht en bloed, en hij klom, klom, klom, stond op zijn tenen op de top van de berg, strekte zijn lichaam zo lang mogelijk uit, stak een vinger in de lucht, niet om het gezicht van God aan te raken, niet om nog groter te worden, maar juist om niets te worden, helemaal niets, en hij wierp zijn hoofd achterover toen zijn lichaam sidderde van een orgasme dat zo krachtig was dat hij het niet aankon.
Toen was alles voorbij en de woede die er altijd is keerde terug.
Er knaagt iets in mijn achterhoofd. ‘Stop,’ zeg ik. Ik bewerk de knoppen van de player en spoel de video terug. Speel hem opnieuw af. Weer dat knagende gevoel. Ik frons geïrriteerd mijn wenkbrauwen. ‘Er klopt iets niet. Ik weet alleen niet wat.’
‘Kunnen we hem hierop beeld voor beeld bekijken?’ vraagt James.
We proberen een paar dingen uit, totdat we een instelling vinden die de video weliswaar niet beeld voor beeld afspeelt, maar in slow motion.
‘Hier ergens,’ mompel ik.
We leunen allebei naar voren en kijken gespannen. Het is aan het eind van de band. Hij staat naast Annies bed, ik zie een trilling door het beeld schuiven en hij staat nog steeds naast Annies bed, maar er is iets veranderd.
James ziet het als eerste. ‘Waar is dat schilderij?’
We spoelen weer terug. Hij staat naast het bed en aan de muur achter hem hangt een schilderij van een vaas met zonnebloemen. Opnieuw die trilling, hij staat nog steeds naast het bed... maar het schilderij is verdwenen.
‘Wat betekent dat?’ Ik tuur naar de plaats op de muur waar het schilderij heeft gehangen. Ik zie het op de vloer staan, leunend tegen het omgegooide nachtkastje.
‘Waarom heeft hij het van de muur gehaald?’ vraagt James. De vraag is aan hemzelf gericht, niet aan mij.
We draaien de video nogmaals af. Man, schilderij, trilling, man, geen schilderij. Steeds opnieuw. Man, trilling, schilderij, geen schilderij, schilderij geen schilderij...
Een plotselinge ingeving die tierend en bulderend over me heen spoelt. Mijn mond zakt open en ik voel me licht in mijn hoofd. ‘Jezus christus!’ krijs ik tot James’ verbijstering.
‘Wat?’
Ik spoel de video terug. ‘Kijk nog eens. Let op de plek waar de bovenkant van het schilderij zich bevindt en zoek datzelfde punt op wanneer het weg is.’
De video speelt, we komen bij de trilling. James fronst zijn wenkbrauwen. ‘Ik zie niet...’ Hij zwijgt abrupt en zijn ogen worden zo groot als schoteltjes. ‘Zie ik dat goed?’ Het klinkt alsof hij het niet kan geloven. Ik speel hem nogmaals af.
Geen twijfel mogelijk. We staren elkaar aan. Alles is totaal veranderd.
We weten nu waarom het schilderij is weggehaald. Het is weggehaald omdat het een referentiekader vormde. Voor lengte.