‘Smoky, wist je dat er binnen de gelederen van mijn collega-psychiaters niet zo goed over me wordt gedacht?’
Ik reageer verrast, zowel door deze informatie als door het feit dat hij me dit zomaar vertelt. ‘Eh, nee. Dat wist ik niet.’
Hij glimlacht. ‘Het is echt zo. Ik heb een aantal controversiële ideeën over mijn vak. Het voornaamste daarvan is dat ik van mening ben dat we geen echte wetenschappelijke oplossing hebben voor problemen in het hoofd.’
Wat moet ik daar verdomme op zeggen? Mijn zielenknijper die me vertelt dat zijn vrijwillig gekozen vakgebied geen oplossingen heeft voor mentale problemen? Niet bepaald vertrouwenwekkend. ‘Ik begrijp waarom dat wellicht niet wordt gewaardeerd.’
Het is het beste antwoord dat ik op zo’n korte termijn kan bedenken.
‘Begrijp me niet verkeerd. Ik beweer niet dat mijn beroep helemaal geen oplossingen biedt voor mentale problemen.’
Dat, denk ik bij mezelf, is nog een reden waarom ik vertrouwen heb in deze therapeut. Hij is messcherp, bijna helderziend. Dit boezemt me geen angst in. Ik begrijp het wel – iedere getalenteerde ondervrager bezit deze eigenschap. Te kunnen anticiperen op wat de ander denkt in reactie op wat jij zegt.
‘Nee. Wat ik bedoel is dit: wetenschap is wetenschap. Ze is exact. Zwaartekracht houdt in dat wanneer je iets loslaat, het altijd naar beneden valt. Twee plus twee is altijd vier. Non-variatie is de kern van de wetenschap.’
Ik denk hierover na, knik dan.
‘Wat is mijn vak in dat geval dan?’ Hij gebaart om zich heen. ‘Onze benadering van de problemen van het brein? Geen wetenschap. Nog niet, tenminste. We hebben ons “twee plus twee is vier” nog niet gevonden. Als dat wel zo was, kon ik elk geval oplossen dat hier door de deur naar binnen komt wandelen. Ik zou het in geval van een depressie wel weten, zou de stappen a, b, c doorlopen en het zou altijd werken. Er zouden wetten zijn die nooit veranderen en dat maakt het tot een wetenschap.’ Hij glimlacht nu, een wrange glimlach. Een tikje triest ook. ‘Ik kan echter niet elk geval oplossen. Nog niet eens de helft zelfs.’ Hij is even stil en schudt dan zijn hoofd. ‘Wat ik doe, mijn beroep? Dat is geen wetenschap. Het is een verzameling dingen die je kunt proberen, waarvan de meeste in het verleden meer dan eens hebben gewerkt en die, omdat ze meer dan eens hebben gewerkt, de moeite van het proberen waard zijn. Daar houdt het echter wel mee op. Ik heb deze mening in het openbaar geventileerd en dus... heb ik geen beste reputatie onder veel van mijn vakgenoten.’
Ik denk hier even over na, terwijl hij rustig afwacht. ‘Ik geloof dat ik wel begrijp waarom,’ zeg ik. ‘Op sommige afdelingen van de fbi gaat het niet zozeer om de resultaten als wel om het imago. Waarschijnlijk geldt voor de psychiaters die het niet met u eens zijn hetzelfde.’
Hij glimlacht opnieuw, deze keer een vermoeide glimlach. ‘Als altijd direct doorgedrongen tot de pragmatische kern van de zaak, Smoky. Tenminste, bij zaken waarbij je zelf niet betrokken bent.’
Ik ril vanbinnen. Dit is een van dokter Hillsteads favoriete technieken, het gebruik van een normaal gesprek als dekmantel voor nonchalant afgevuurde, messcherpe observaties die je ziel blootleggen. Zoals de kleine scudraket die hij zojuist op mij heeft afgeschoten: je hebt een doortastende geest, Smoky, had hij gezegd, maar je gebruikt deze niet om jezelf te genezen. Au. De waarheid doet pijn.
‘Ondanks alles wat iedereen over me denkt, zit ik hier toch. Een therapeut die veel vertrouwen geniet waar het zaken rond fbi -agenten betreft. Waarom zou dat zijn, denk je?’
Hij kijkt me weer afwachtend aan. Ik besef dat dit ergens naartoe gaat. Dokter Hillstead kletst nooit zomaar doelloos over iets. Dus ik denk na.
‘Als ik moest gokken, zou ik zeggen dat dit is omdat u goed bent. In mijn werk weegt goed zijn altijd zwaarder dan er goed uitzien.’
Weer die vluchtige glimlach.
‘Inderdaad. Ik behaal resultaten. Dat is niet iets waarmee ik te koop loop en ik geef mezelf heus niet elke avond voor het slapengaan een schouderklopje. Maar het is wel waar.’
Gezegd op de eenvoudige, totaal niet arrogante manier van een succesvolle deskundige. Ik begrijp dit wel. Het gaat hier niet om bescheidenheid. In een praktijksituatie wil je dat iemand eerlijk antwoordt als je hem vraagt of hij goed is met een pistool. Als hij waardeloos is, wil je dat weten en hij wil dat jij dat weet, omdat een leugenaar net zo goed door een kogel wordt gedood als een eerlijk man. In de hitte van de strijd moet je de waarheid weten over iemands sterke en zwakke punten. Ik knik en hij gaat verder.
‘Dat is in elke militaire organisatie belangrijk. Dat je resultaten boekt. Vind je het vreemd dat ik de fbi als een militaire organisatie beschouw?’