Home>>read De Stilte Van De Hel free online

De Stilte Van De Hel(32)

By:Cody McFayden


‘Komt voor elkaar.’

‘Wie heeft de sleutels van haar appartement?’ vraag ik.

Jenny pakt een envelop van haar bureau en geeft deze aan Leo. ‘Die zitten hierin. Maak je geen zorgen over het aantasten van de plaats delict. Het bewijs is al ingezameld. Het adres staat op de voorkant van de envelop. Ga naar brigadier Bixby bij de balie. Hij zal je een lift geven.’

Leo kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan en ik knik, waarna hij vertrekt.

Ik vang Jenny’s blik op. ‘Is er een plek waar wij naartoe kunnen? Ik wil graag je eerste indrukken van de plaats delict horen.’

‘Tuurlijk. We gaan wel even ergens een kop koffie drinken. Charlie kan hier iedereen wel aan de gang zetten, toch?’

‘Jazeker.’

‘Dat zou fijn zijn.’

‘Is jullie patholoog een beetje goed?’ vraagt James. Aangezien het James is die aan het woord is, klinkt dit niet als een onschuldige vraag, eerder als een uitdaging. Jenny kijkt hem fronsend aan.

‘Volgens Quantico wel. Hoezo – heb jij iets anders over haar gehoord?’

Hij wuift haar vraag nonchalant weg. ‘Vertel me maar gewoon waar ik haar kan vinden, rechercheur. U hoeft niet zo sarcastisch te worden.’

Jenny’s wenkbrauwen schieten omhoog en ik zie dat haar gezicht op onweer staat. Ze kijkt naar mij en de woedende blik die ze op mijn gezicht ontwaart, duidelijk aan James gericht, kalmeert haar blijkbaar. ‘Vraag maar aan Charlie.’ Haar stem klinkt gespannen en kortaf. Dit laat James volkomen koud. Hij draait zich om zonder haar nog een blik waardig te keuren.

Ik geef haar elleboog een duwtje. ‘Laten we maar gaan.’

Ze werpt nog een laatste dreigende blik op James en knikt dan. We lopen naar de hoofduitgang van het bureau.

‘Is hij altijd zo’n eikel?’ vraagt ze wanneer we de trap aflopen.

‘O, jazeker. Dat woord is speciaal voor hem uitgevonden.’

Het cafeetje, waarvan San Francisco er blijkbaar net zoveel heeft als Seattle, bevindt zich op de volgende straathoek. Het is een familiebedrijfje, geen filiaal van een grote keten, en er heerst een ontspannen, nuchtere sfeer. Ik bestel koffie met mokkasmaak. Jenny wil een kop thee. We nemen plaats aan een tafeltje bij het raam en genieten even van de stilte. Nemen af en toe een slok uit ons kopje. De mokka is heerlijk. Zo heerlijk, besef ik, dat ik er echt van geniet, ondanks de dood die me van alle kanten omringt.

Ik kijk naar de stad die buiten aan me voorbijtrekt. Ik heb San Francisco altijd een fascinerende stad gevonden. Het is het New York van de westkust. Kosmopolitisch met Europese invloeden en een geheel eigen charme en karakter. Gewoonlijk kan ik aan iemands kleding zien of hij uit San Francisco komt. Het is een van de weinige plekken aan de westkust waar je wollen trenchcoats, baretten en leren handschoenen tegenkomt. Stijlvol. Het is buiten heerlijk weer; het kan vrij koel zijn in San Francisco, maar vandaag schijnt de zon en heeft de temperatuur de negentien graden bereikt. Bloedheet, naar de maatstaven van deze stad.

Jenny zet haar thee neer en laat haar vinger langs de rand van het kopje glijden. Ze is zo te zien diep in gedachten verzonken. ‘Ik keek ervan op jou hier te zien. Nog meer toen bleek dat je niet de leiding hebt over het team.’

Ik kijk haar over mijn kopje heen aan. ‘Dat was de afspraak. Annie King was een vriendin van me, Jenny. Ik mag me hier alleen vanaf een afstandje mee bemoeien. Officieel dan. Bovendien ben ik er niet aan toe om casmirc weer te runnen. Nog niet.’

Haar blik geeft niets prijs, maar is evenmin veroordelend. ‘Is dat omdat jij zegt dat je er niet aan toe bent of omdat de fbi dat zegt?’

‘Omdat ik het zeg.’

‘Oké... nu niet beledigd zijn, Smoky, maar als dat waar is, waarom heb je dan toestemming gekregen om hier te komen? Ik geloof niet dat mijn baas me in een vergelijkbare situatie had laten gaan.’

Ik vertel haar over de veranderingen die ik bij mezelf heb waargenomen na het hernieuwde contact met mijn team. ‘Het heeft er veel van weg dat dit voor mij heel therapeutisch werkt. Ik vermoed dat de adjunct-directeur het ook zo zag.’

Jenny is even stil voordat ze weer iets zegt. ‘Smoky, jij en ik zijn vriendinnen. We sturen elkaar geen kerstkaarten en komen niet met Thanksgiving bij elkaar over de vloer. Zo zit onze vriendschap niet in elkaar. Maar we zijn wel vriendinnen, toch?’

‘Natuurlijk.’

‘Als vriendin moet ik je dit vragen: kun je deze zaak wel aan? Tot aan het eind toe uitzingen? Het is akelige materie. Heel akelig. Je kent me en je weet dat ik al heel wat heb meegemaakt. Wat hij echter met haar dochter heeft gedaan...’ Ze rilt, een onwillekeurige huivering. ‘Ik zal daar nog een tijdlang nachtmerries over hebben. Daar komt nog bij dat wat hij je vriendin heeft aangedaan ook niet echt leuk is. O ja, ze was dus ook nog jouw vriendin. Ik begrijp het best wanneer je zegt dat het goed voor je is om weer voorzichtig te beginnen en te zien hoe het gaat, maar geloof je echt dat deze zaak daarvoor geschikt is?’