Ik gluurde om een hoekje naar binnen en zag tot mijn opluchting dat de wc’s verlaten waren. Ik dook in een van de hokjes en stond net op het punt mijn probleem te verhelpen toen een luid gesnuif me met het stuk maandverband in de hand deed verstijven. Ik luisterde met ingehouden adem. Het snuffende geluid klonk weer, alleen ging het deze keer over in een stille snik. Twee hokjes bij mij vandaan zat iemand te huilen.
Ik had altijd al ontzettend meegeleefd met alles wat pijn had. Toen ik jong was, overwoog ik zelfs dierenarts te worden. Wanneer ik een gewonde vogel, hond, kat of ander lopend of kruipend levend wezen tegenkwam, ging dit altijd met me mee naar huis. Meestal overleefden de dieren die ik mee naar huis nam het niet. Soms echter wel en de enkele overwinningen waren voldoende voor me om mijn kruistocht voort te zetten. Mijn ouders vonden het aanvankelijk schattig, maar na het zoveelste bezoekje aan de spoedkliniek van de dierenarts begon het hen toch te vervelen. Ze hebben me echter ondanks hun ergernis nooit weerhouden van mijn Moeder Teresa-neigingen.
Toen ik iets ouder was, ontdekte ik dat deze bezorgdheid zich ook uitstrekte tot mensen. Wanneer iemand werd gepest, mengde ik me weliswaar niet in de strijd om hem te redden, maar ging ik na afloop wel altijd vragen hoe het ging. Ik had een verbandtrommeltje in mijn rugzak en heb in de tweede en derde klas van de middelbare school heel wat pleisters uitgedeeld. Ik had totaal geen moeite met deze eigenaardige karaktereigenschap. Wel vreemd: ik schaamde me dood wanneer ik halverwege de les weg moest vanwege mijn menstruatie, maar plagerijtjes of de bijnaam ‘zuster Smoky’ deden me niets. Lieten me volstrekt koud. Ik weet dat deze eigenschap me uiteindelijk naar de fbi heeft gevoerd. Het besluit om achter de bron van de pijn aan te gaan, de misdadiger die ervan geniet die pijn te veroorzaken. Ik weet ook dat wat ik in de daaropvolgende jaren allemaal zag dit op een bepaalde manier heeft veranderd. Ik werd voorzichtiger in mijn bezorgdheid. Dat moest wel. Mijn verbandtrommel maakte plaats voor mijn team en mij, de pleisters voor handboeien en een cel.
Toen ik dus doorkreeg dat iemand naast me in de wc’s zat te huilen, was alle gêne op slag verdwenen. Ik dacht er nog net aan haastig een stuk maandverband aan te brengen en trok mijn spijkerbroek omhoog. Ik rende het toilethokje uit. Ik bleef staan voor de deur waarachter het gesnik klonk.
‘Hallo? Alles goed met je?’
Het gesnik hield abrupt op, hoewel het gesnuif hoorbaar bleef.
‘Ga weg. Laat me met rust.’
Ik bleef even besluiteloos staan.
‘Heb je pijn?’
‘Nee! Laat me alsjeblieft met rust.’
Ik begreep dat er geen fysieke verwonding was die dringende verzorging nodig had en wilde de raad van de stem al opvolgen, toen iets me tegenhield. Het lot. Ik boog me voorzichtig een stukje naar voren. ‘Eh, hoor eens... Kan ik misschien iets voor je doen?’
De stem gaf op troosteloze toon antwoord. ‘Niemand kan me helpen.’ Er viel een stilte, gevolgd door een nieuwe, afschuwelijke, schrijnende snik. Niemand kan zo hartverscheurend huilen als een meisje van vijftien. Niemand. Ze geeft zich er met hart en ziel aan over, houdt niets achter, voor haar is dit het eind van haar bestaan.
‘Kom op. Zo erg kan het toch niet zijn.’
Ik hoorde geschuifel en toen vloog de deur van het hokje met een harde klap open. Voor me stond een knap, blond meisje met een opgezwollen gezicht. Ik herkende haar direct en wilde maar dat ik had geluisterd toen ze zei dat ik moest weggaan. Annie King. Een cheerleader. Zo’n meisje dus. Je kent hen vast wel: snobistische, perfecte meisjes die hun fraaie uiterlijk en volmaakt gevormde lichaam gebruiken om over het koninkrijk der middelbare school te heersen. Ik kon het niet helpen, zo dacht ik er indertijd over. Ik had haar keurig netjes in een hokje gestopt en een oordeel geveld, iets wat ik hartgrondig verfoeide in anderen. Ze was razend.
‘Wat weet jij daar nu van?’ Haar stem klonk laaiend van woede, een woede die tegen mij persoonlijk was gericht. Ik staarde haar aan, onvoorbereid en ontzet, te verbaasd om kwaad op haar te worden. Toen betrok haar gezicht weer en haar razernij verdween nog sneller dan ze was opgekomen. Tranen biggelden over haar gezicht. ‘Hij heeft iedereen mijn slipje laten zien. Waarom doet hij nu zoiets, na alles wat hij tegen me heeft gezegd?’
‘Wat? Wie... wat is er dan met je slipje?’
Soms is het, zelfs op de middelbare school, gemakkelijker om openhartig te zijn tegen een onbekende. Omdat we slechts met ons tweeën in de wc’s stonden, vertelde ze me alles. De quarterback van het footballteam, ene David Rayborn, en zij waren bijna zes maanden lang een stel geweest. Hij was knap om te zien, slim, en leek echt om haar te geven. Hij had haar al een paar maanden aan het hoofd gezeurd om ‘het’ te doen en ze had zijn verleidingspogingen een tijdlang afgeslagen. Hij was echter zo oprecht geweest toen hij haar het hof maakte dat ze een paar dagen geleden eindelijk had toegegeven. Hij was lief geweest, en zorgzaam, en toen het voorbij was, had hij haar in zijn armen gehouden en haar gevraagd of hij haar slipje mocht hebben als herinnering aan dit moment. Hij zei dat het een geheimpje van hen tweeën zou zijn, iets wat alleen zij wisten en niemand anders. Een tikje pikant, maar ook best fijn. Op een of andere manier romantisch. Nu ik er als volwassene op terugkijk, lijkt het zo dwaas. Maar als je vijftien bent...