Home>>read De Stilte Van De Hel free online

De Stilte Van De Hel(18)

By:Cody McFayden


Voordat ik kan antwoorden, scheurt ze er met piepende banden vandoor, zo het laatste woord opeisend. Dit is typisch Callie en ik word vanbinnen helemaal warm bij de gedachte dat ik er ten prooi aan ben gevallen.

Ik stap in mijn auto en besef dat ik het gisteravond bij het juiste eind had. Vandaag was dé dag. Ik zou thuis geen kogel door mijn kop jagen.

Hoe had ik dat ook moeten doen? Ik kon mijn pistool niet eens oppakken.





8

Het is een verschrikkelijke nacht, een soort Grootste Hits van akelige dromen. Joseph Sands is er, in zijn demonenpak, en Matt kijkt me glimlachend met een mond vol bloed aan. Dit beeld verandert in Callie die in de Subway-broodjeszaak triest opkijkt van het stukje papier in haar hand, haar pistool trekt en de Subway-dame door het hoofd schiet. Dan neemt ze slurpend een slok door haar rietje, maar haar lippen zijn te rood en te vol. Ze merkt dat ik naar haar sta te kijken en geeft me een knipoog, als een lijk dat één oog dichtknijpt.

Ik word bevend wakker en dan dringt het tot me door dat mijn telefoon overgaat. Ik kijk naar mijn wekker. Het is vijf uur in de ochtend. Wie belt er in godsnaam op dit tijdstip? Sinds het begin van mijn verlof ben ik niet meer zo vroeg op de ochtend gebeld.

De droom stuitert nog steeds door mijn hoofd, maar ik verdring de beelden en neem even de tijd om te kalmeren, voordat ik opneem.

‘Hallo?’

Aan de andere kant klinkt een diepe stilte. Dan Callies stem. ‘Hé, honey-love. Sorry dat ik je wakker bel, maar... er is iets gebeurd wat met jou te maken heeft.’

‘Wat dan? Wat is er gebeurd?’ Ze zwijgt een volle minuut lang en ik word kwaad. Met de hoorn in mijn hand voel ik dat er nog steeds kleine rillingen door mijn lijf trekken. ‘Verdomme, Callie. Voor de dag ermee.’

Ze slaakt een diepe zucht. ‘Herinner jij je Annie King nog?’

Mijn stem klinkt ongelovig. ‘Annie King? Jazeker. Ze is een van mijn beste vriendinnen. Ze is een jaar of vijf geleden naar San Francisco verhuisd. We spreken elkaar nog een paar keer per jaar aan de telefoon. Ik ben de peettante van haar dochter. Dus ja, ik herinner me haar wel. Hoezo?’

Callie valt weer stil. ‘Verdorie,’ hoor ik haar fluisteren. Het klinkt alsof ze zojuist een stomp in haar maag heeft gekregen. ‘Ik wist niet dat ze een vriendin van je was. Ik dacht dat ze zomaar iemand was die je van vroeger kende.’

Een afgrijselijke angst maakt zich van me meester. Angst en een voorgevoel. Ik weet, of denk te weten, wat er is gebeurd. Ik moet het echter van Callie horen voordat ik het geloof. ‘Vertel het me.’

Een lange, toegeeflijke zucht en dan: ‘Ze is dood, Smoky. Vermoord in haar appartement. Haar dochter leeft nog, maar is catatonisch.’

Door de schok vloeit alle kracht weg uit mijn hand en ik laat de hoorn bijna vallen. ‘Waar ben je nu, Callie?’ Mijn stem klinkt heel kleintjes.

‘Op kantoor. We treffen voorbereidingen om naar de plaats delict te gaan en vliegen er over anderhalf uur met een privévliegtuig naartoe.’

Ondanks de verdoving van de schok voel ik dat er nog iets is, een zwaarmoedigheid aan Callies kant. Ik begrijp dat ze iets voor me achterhoudt.

‘Wat is er, Callie? Wat probeer je voor me verborgen te houden?’

Een aarzeling en dan slaakt ze een zucht. ‘De moordenaar heeft een berichtje voor jou achtergelaten, honey-love.’

Ik blijf een tijdje onbeweeglijk zitten en zeg niets. Laat de woorden tot me doordringen. ‘Ik zie je zo op kantoor,’ zeg ik. Ik hang op voordat ze kan reageren.

Ik blijf even op de rand van mijn bed zitten. Ik laat mijn hoofd in mijn handen zakken en probeer te huilen, maar mijn ogen blijven droog. Ergens doet dat nog veel meer pijn.

Wanneer ik aankom, is het pas zes uur. De vroege ochtend is de beste tijd om door Los Angeles te rijden, het enige tijdstip waarop de snelwegen niet zijn dichtgeslibd. De meeste mensen op de weg hebben weinig goeds in de zin en zijn onderweg naar weinig goeds. Ik ken deze vroege ochtenden goed. Ik heb heel wat keren door de mist en het grauwe licht van het ochtendgloren gereden, op weg naar plekken waar een bloederige dood had plaatsgevonden. Zoals nu. Tijdens de rit ernaartoe moet ik voortdurend aan Annie denken.

Annie en ik hebben elkaar op de middelbare school leren kennen toen we vijftien waren. Zij was cheerleader, hoewel dat niet lang meer zou duren, en ik was een roekeloze, wilde meid die hasj rookte en van snelle dingen hield. In de hiërarchie van de middelbare school was het niet voorbestemd dat onze wegen elkaar zouden kruisen. Het lot greep echter in. Ik heb het tenminste altijd als een speling van het lot beschouwd.

Ik was tijdens de wiskundeles ongesteld geworden en had mijn hand opgestoken, mijn tas meegegrist en was naar de wc’s gevlogen. Ik had blozend door de gang gelopen en hoopte maar dat er niemand anders zou zijn. Ik menstrueerde pas sinds een maand of acht en vond het hele gebeuren nog steeds een bijzonder pijnlijke, gênante aangelegenheid.