Tijdrekken, denk ik bij mezelf. Ik hoor weer dat zwakke stemmetje in mijn hoofd en ik weet – ik wéét gewoon – dat het iets belangrijks zegt.
‘Je hebt zelf geen kinderen,’ merk ik op. ‘Na jou houdt het op. Onsterfelijkheid kent dus ook haar beperkingen.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Deze genen duiken heus wel weer op. Wie zegt dat hij zijn zaad niet ook elders heeft gezaaid? Wie zegt dat ik dat niet heb gedaan?’ Hij glimlacht. ‘Ik was niet de eerste en ik betwijfel of ik de laatste zal zijn. Ons ras zal altijd overleven.’
Een verschrikkelijke gedachte dringt zich aan me op. Kan het zijn dat ik Bonnie niet wíl redden? Dat een deel van me vindt dat dit niet eerlijk zou zijn ten opzichte van Alexa?
Mijn hand ligt bevend op mijn schoot, verkrampt schokkerig om het handvat van het pistool.
De stem in mijn hoofd is nog zwak, maar wordt steeds indringender.
Ik kijk Hillstead fronsend aan. ‘Ras? Welk ras?’
‘De oorspronkelijke jagers. Roofdieren op twee benen.’
‘O, dat. Gelul.’
Mijn adem stokt even wanneer zijn vingers zich om het mes tegen Bonnies keel spannen. Dan ontspannen ze zich echter weer en hij grinnikt.
‘Waar het uiteindelijk om gaat, mijn beste Smoky, is dit: het doet er niet toe dat je me hebt gevonden. Ik ben tot het einde toe trouw geweest aan mijn missie. Dat is het enige wat telt. Trouwer dan mijn vader – hij heeft zijn Abberline nooit gevonden. En mijn volgelingen?’ Hij doet me denken aan een vogel die zelfvoldaan zijn veren gladstrijkt. ‘Dat is beslist een nieuw, origineel element.’ Hij tuurt om Bonnie heen naar mij. ‘Bovendien wil ik je iets voorstellen. Een laatste pleziertje voordat het echt voorbij is.’
Voor het eerst sinds mijn hand met het pistool erin begon te trillen zwijgt de stem in mijn hoofd. Een zekere onrust doet zijn intrede. ‘Wat dan?’
‘Een paar littekens in ruil voor een leven, Smoky. Ik wil mijn merkteken op je achterlaten en je daar iets voor teruggeven.’
‘Waar heb je het in godsnaam over?’
‘Als ik tegen je zei: pak je pistool en schiet jezelf dood, dan laat ik Bonnie en Elaina gaan – zou je me dan geloven?’
‘Natuurlijk niet.’
‘Precies. Maar als ik nu eens zei: pak een mes en snijd jezelf in je gezicht, dan laat ik Elaina gaan...?’
Het onrustige gevoel groeit. Ik begin weer te zweten.
‘Aha... zie je? Dat is nu het leuke van het werken met dergelijke hoge inzetten, Smoky. Je moet er wel over nadenken, hè?’ Hij lacht. ‘Mogelijkheden te over. Je kunt niets doen, blijven zitten zoals we hier zitten, en misschien kun je hen dan allebei uit deze situatie redden of misschien sterven ze allebei. Je kunt jezelf snijden om dan misschien tot de ontdekking te komen dat ik lieg, dat het niets aan de situatie verandert... Maar daar staat tegenover dat je jezelf alleen maar in je gezicht hoeft te snijden om daarachter te komen. Niet direct hetzelfde als sterven, toch? Of je kunt jezelf snijden en misschien laat ik haar wel echt gaan – alleen al deze mogelijkheid betekent dat scenario twee het overwegen waard is. Wat nog erger is, voor jou dan, is dat het best mogelijk is dat ik de waarheid vertel. Het is immers heel geloofwaardig dat ik bereid ben Elaina in te ruilen puur en alleen om te zien hoe jij jezelf nog meer littekens geeft? Vooral zolang ik dit schatje hier hou als schild?’
Ik heb nog steeds niet gereageerd. De onrust slaat om in misselijkheid, een vettige maalstroom in mijn binnenste. Hij heeft geen ongelijk. Ik zou het inderdaad serieus overwegen. Hillsteads voorstel is afschuwelijk, maar niet ondraaglijk. Net als bij elke gok kan ik natuurlijk verliezen, maar stel dat ik win... is de prijs dan geen worp met de dobbelstenen waard?
Waarschijnlijk wel, ja.
Nee, nee, nee! gilt de draak. Verbrijzel zijn botten!
Kop dicht, zeg ik.
De andere stem zwijgt. Hij is er nog wel, maar hij zwijgt. Wacht af.
‘Is dat een serieus voorstel, Peter?’ vraag ik.
‘Ja, natuurlijk. Er zit een mes tussen de zitting en de leuning van de stoel.’
Ik leg het pistool op mijn schoot en tast met mijn vingers langs de rand van de zitting. Ik voel het. Koud staal. Ik tast onhandig verder tot ik het handvat voel, pak het vast en haal het mes tevoorschijn.
‘Bekijk het eens goed.’
Dat doe ik. Het is een jachtmes. Ontworpen om gemakkelijk door vlees te snijden.
‘Littekens,’ mompelt Hillstead. ‘Aandenkens. Als... als de ringen in een boomstam markeren ze vervlogen tijden.’ Eén oog gluurt om Bonnie heen naar mij. Ik zie dat het beweegt, kan het bijna op mijn gezicht voelen. Als zachte handen die mijn littekens strelen. Op een bepaalde manier zelfs liefhebben, besef ik. ‘Ik wil mijn merkteken op jou, mijn Abberline, zien. Ik wil dat je mij ziet wanneer je in de spiegel kijkt. Voorgoed.’