‘Kom maar boven, lieve Smoky,’ hoor ik Hillstead zeggen. Zijn stem komt van de eerste verdieping.
Ik loop langzaam de trap op. Mijn nek drijft van het zweet. Ik ben boven.
‘Hierheen, Special Agent Barrett.’
Met mijn pistool in de aanslag loop ik de slaapkamer in. Wat ik daar zie heeft het gewenste effect: ik verstijf van angst.
Elaina ligt vastgebonden op het bed. Ze is naakt, en aan handen en voeten vastgebonden. Gal baant zich een weg naar mijn keel wanneer ik zie dat hij haar al met zijn mes heeft bewerkt. Op de huid van haar buik heeft hij een spelletje boter-kaas-en-eieren gekerfd. Boven haar borsten heeft hij een snede aangebracht. Ik kijk haar aan en voel een enorme opluchting. Ze is doodsbang, maar ook opstandig. Dat houdt in dat Hillstead nog geen succes heeft gehad. Hij heeft haar nog niet kleingekregen.
Peter zit aan het voeteneind van het bed in een leunstoel. Bonnie zit op zijn schoot. Hij houdt een mes tegen haar keel. Ook zij is opstandig, maar in haar ogen zie ik ook iets wat ik in die van Elaina niet zie: haat. Als ze deze man die haar moeder heeft vermoord zou kunnen doden, deed ze het.
‘Déjà vu, Special Agent Barrett? Het is je ongetwijfeld opgevallen dat ik Elaina’s gezicht nog niet heb aangeraakt.’ Hij grinnikt. ‘Ik wilde enkele elementen van je eigen pijn en psychose laten terugkomen. Zo hebben we de vernietiging van iets prachtigs, een terugkerend probleem voor jou. We hebben littekens en verminking. Ten slotte hebben we, wellicht nog wel het beste van alles, je dochter Alexa als menselijk schild.’
Ik leg aan, maar hij duwt tegen Bonnies hoofd zodat dit het zijne afschermt. De punt van het mes drukt iets dieper in haar huid en er verschijnt een druppel bloed in haar hals.
‘Niet zo haastig,’ zegt hij. ‘Er staat voor jou ook een stoel. Ga zitten. Rust even wat uit.’ Zijn gezicht komt weer tevoorschijn en hij glimlacht. ‘Net als vroeger.’
Verbrijzel zijn botten! gromt de draak.
Shh, zeg ik tegen hem. Ik moet me concentreren.
Ik kijk om me heen, zie de stoel die hij heeft aangewezen. Recht tegenover hem uiteraard. Zoals hij al zei: net als vroeger. Ik loop ernaartoe en ga zitten.
‘Was je van plan me verder te analyseren, Peter?’ vraag ik.
Hij lacht en schudt zijn hoofd. ‘Dat is voor ons allebei een gepasseerd station. Ik kan je niets nieuws meer over jezelf vertellen.’
‘Wat wil je dan?’
Zijn ogen fonkelen. Het is in de context van dit moment een akelige aanblik. ‘Ik wil met je praten, Smoky. Om te zien wat er dan gebeurt.’
Ik kijk naar zijn knieën. Ik zou ze gemakkelijk kunnen raken. Het pistool opheffen, pang-pang , en het afmaken met een schot door zijn hoofd. Rustig in- en uitademen, drie keer de trekker overhalen, dag Peter.
Terwijl ik dit denk zet ik de beweging al in. De loop van het pistool komt omhoog en ik wéét dat hij op de goede plek is gericht, voel het instinctief aan. Ik weet in mijn onderbewuste precies hoe hoog de druk van mijn vinger moet zijn om de trekker over te halen. Ik weet hoeveel centimeter ik de loop na het eerste schot moet opschuiven om de andere knie aan flarden te schieten. Weet dit alles automatisch, hogere wiskunde voor het onderbewustzijn.
Behalve dat het zo niet werkt.
De hand die het pistool vasthoudt trilt namelijk.
Hij trilt niet gewoon – nee, hij schokt.
Ik doe mijn ogen dicht en laat mijn hand zakken. Peter lacht hardop.
‘Smoky! Misschien heb ik te vroeg gejuicht! Misschien moeten we de therapie toch nog even voortzetten.’
Een paniekerig gevoel maakt zich van me meester. Langzaam, als een donkere golf die ’s avonds op het strand slaat. Ik werp een blik op Bonnies gezicht en zie tot mijn stomme verbazing dat ze me recht aankijkt. Haar ogen zijn vol vertrouwen.
Ik knipper met mijn ogen en haar gezicht vervaagt. Knipper nogmaals. Ze verandert in Alexa.
Boze ogen. Geen vertrouwen.
Alexa weet tenslotte wel beter.
In mijn oren gonst een zacht gerinkel.
Gerinkel? Nee... ik hou mijn hoofd schuin en luister. Het is een stem. Te ver weg en te zwak, ik kan hem niet verstaan.
‘Smoky? Ben je er nog?’
Bij het horen van Hillsteads stem zie ik Bonnies gezicht plotseling weer voor me opduiken.
Met een schok besef ik dat ik mijn verstand begin te verliezen. Hier en nu. Juist nu iemand me zo hard nodig heeft.
Grote god.
Ik schraap mijn keel en dwing mezelf te antwoorden. ‘Je... je zei net dat je met me wilde praten. Ga je gang.’ Het klinkt niet overtuigend, maar in elk geval wel rustig en verstandig.
Ik ben kletsnat van het zweet.
Hij zwijgt even. ‘Denk je,’ steekt hij dan van wal, ‘dat ik spijt heb van de situatie waarin ik me bevind? Zo ja, dan heb je het helemaal mis. Mijn vader heeft me geleerd me aan een bepaalde norm te houden. Een van zijn favoriete uitdrukkingen luidde: “Het gaat er niet om hoe lang je leeft – het gaat erom hoe uitmuntend je tijdens dat leven hebt gemoord.”’ Hij staart me aan. ‘Begrijp je dat? Trouw zijn aan mijn erfgoed en aan het voorbeeld van de Shadow Man draait niet alleen om het vermoorden van hoeren en het treiteren van de fbi . Het draait ook om een zekere... flair. Het gaat bij moord niet alleen om de daad zelf, maar ook om de wijze waarop die wordt uitgevoerd.’ Zijn stem klinkt trots. ‘We snijden jullie met het fijnste zilver en drinken jullie bloed uit het duurste kristal. Gekleed in Armani wurgen we jullie met zijde.’ Hij gluurt om Bonnies hoofd heen. ‘Iedere idioot kan iemand vermoorden. Mijn voorvaderen en ik? Wij schrijven geschiedenis. We worden onsterfelijk.’