‘Ik weet wie hij is,’ zeg ik in antwoord op Alans vraag.
Geschokte stilte, gevolgd door een lawine van stemmen. Alan overstemt ze allemaal.
‘Wat bedoel je?’
Ik wijs naar de handtekening op de laatste pagina van het dagboek. ‘Keith Hillstead. Zijn zoon heet Peter. Mijn psychiater heet Peter Hillstead.’
Alan kijkt me weifelend aan. ‘Dat zou puur toeval kunnen zijn, Smoky.’
‘Nee. Als ik een foto van Keith Hillstead had, zou ik het honderd procent zeker weten. Maar qua leeftijd klopt het.’
‘Goddomme,’ mompelt James.
Ik loop naar de trap. ‘Kom mee.’
Patricia zit nog steeds in de woonkamer. ‘Juffrouw Connolly? Hebt u misschien ergens een foto van Keith Hillstead?’
Ze heft haar hoofd op en kijkt me recht aan. ‘Jullie hebben iets gevonden, hè?’
‘Ja. Als ik een foto van Keith had, zou ik het zeker weten.’
Ze staat op uit haar stoel. ‘Ik heb er wel een. Hij ligt helemaal onder in een la, maar ik heb hem bewaard om mezelf eraan te herinneren hoe het kwaad eruitziet. Een ogenblikje.’
Ze loopt naar haar slaapkamer en komt even later terug met een zwart-witfoto van 20 bij 25 centimeter. ‘Hier,’ zegt ze en ze overhandigt hem aan mij. ‘Duivels knap. Wat denk ik ook wel logisch is, aangezien hij zulke dikke maatjes met de duivel was.’
Wanneer ik de foto bekijk, trekt er een huivering door me heen. Alle twijfel die ik mogelijk nog had is op slag verdwenen. Ik zie Peters staalblauwe ogen, op deze foto net zo opvallend en mooi als in het echt. ‘Ze lijken sprekend op elkaar.’ Ik knik naar James. ‘Ik weet het nu heel zeker. Peter Hillstead is Keith Hillsteads zoon.’
‘Betekent dat... dat we weten wie hij is? De man die Renee heeft vermoord?’
De vraag komt van Don Rawlings. Een hoopvolle blik vecht om een plaatsje in zijn ogen, maar hij verzet zich ertegen, beteugelt hem als een man die probeert de zon met een lasso naar zich toe te trekken. Ondanks mijn eigen woelige emoties kijk ik hem glimlachend aan.
‘Inderdaad.’
Hij oogt onmiddellijk tien jaar jonger. Zijn ogen staan nog helderder, zijn gezicht vastberaden. ‘Wat wil je dat ik doe?’
‘Ik wil dat Jenny en jij die kelder ogenblikkelijk laten onderzoeken. Het huis ook. Als we vingerafdrukken kunnen vinden die overeenkomen met die van Peter...’ Ik hoef mijn zin niet af te maken. Ze begrijpen het al. We weten wie Jack jr. is, maar moeten het in de rechtszaal ook kunnen bewijzen.
‘Laat dat maar aan ons over,’ antwoordt Jenny. ‘Waar gaan jullie naartoe?’
‘Terug naar Los Angeles om die hufter op te pakken.’
Een tikje op mijn arm. In de wervelstorm van opwinding was ik bijna vergeten dat Patricia Connolly er ook nog is.
‘Wilt u me iets beloven, Special Agent Barrett?’
‘Wat, juffrouw Connolly?’
‘Ik weet dat Peter slecht is. Hij was waarschijnlijk al verdoemd vanaf het moment dat zijn vader hem voor het eerst meenam naar die kelder. Maar als u hem moet doden... beloof me dan dat het snel zal zijn.’
Ik kijk naar Patricia en zie wat ik zelf had kunnen worden. Als ik in mijn slaapkamer in de spiegel naar mijn littekens was blijven zitten staren. Als ik geen zelfmoord had gepleegd, was ik geworden wat zij nu is: een geest, een schim van rook, vastgeketend door haar pijnlijke herinneringen. Wachtend tot een stevige windvlaag haar zou wegblazen.
‘Als het echt zover komt, zal ik het proberen, juffrouw Connolly.’
Ze raakt voorzichtig mijn arm aan, deze grauwe vrouw, en gaat dan weer op haar stoel zitten. Ik zie voor me hoe ze op een dag dood in die stoel wordt gevonden, in slaap gesukkeld en nooit meer wakker geworden.
‘Kun je ons een lift naar het vliegveld geven, Jenny?’
‘Natuurlijk.’
Ik kijk naar James en Alan. ‘Kom mee, dan gaan we deze zaak afronden.’
56
Tijdens de vlucht naar Los Angeles bel ik Leo.
‘Dat meen je toch niet?’ vraagt hij me.
Ik heb hem net verteld wat we in het huis in Concord hebben gevonden.
‘Ik ben bang van wel. Je moet een huiszoekingsbevel voor me regelen. Zowel voor zijn kantoor als zijn huis. Bereid alles zo veel mogelijk voor, dan vul ik de details wel in zodra we aankomen.’
‘Oké.’
‘Kijk of je een foto van Hillstead kunt vinden. Laat deze vergelijken met de foto’s die we van de seksfeesten hebben geselecteerd.’
‘Komt voor elkaar.’
‘Mooi. Vertel iedereen wat er gaande is. Ik moet AD Jones bellen. We zouden over iets meer dan een uur terug moeten zijn.’
‘Tot dan.’
Ik verbreek de verbinding en bel de receptie. Ze verbinden me door met Shirley. ‘Ik moet hem nu onmiddellijk spreken, Shirley. Waar hij ook is, wat hij ook doet. Het is belangrijk.’