‘Eén levend teruggevonden, één dood teruggevonden.’
Ik tuur naar het prikbord zonder echt iets te zien. ‘Ze zijn tenminste wel allebei teruggevonden,’ mompel ik. Dit is maar al te vaak niet het geval. Mensen die denken dat geen nieuws goed nieuws is, zijn nooit de ouder geweest van een gekidnapt kind. In dat geval is geen nieuws een gezwel dat niet dodelijk is, maar in plaats daarvan de ziel uitholt. Ik heb in de loop der jaren heel wat ouders zien langskomen in de hoop op nieuws over hun kind, nieuws dat ik niet had. Ik heb hen magerder zien worden, verbitterd. Heb gezien hoe de hoop in hun ogen wegstierf en grijze haren hun hoofd bedekten. In die gevallen zou de vondst van het lichaam van hun kind een zegen zijn. Dan hadden ze tenminste de zekerheid dat ze konden rouwen.
Ik kijk naar Callie. ‘Hoe vind je het nu om de baas te zijn?’
Ze werpt me haar unieke, quasihautaine Callie-lachje toe. ‘Je kent me toch, honey-love. Ik ben in de wieg gelegd voor het koningschap en nu heb ik de kroon.’
Alan snuift wanneer hij dit hoort en lacht dan bulderend.
‘Luister maar niet naar die boerenpummel, lieverd,’ zegt Callie verachtelijk.
Ik lach en het is een gezonde lach. Een echte lach die je overvalt, zoals het eigenlijk hoort. Hij houdt echter langer aan dan zou moeten en tot mijn grote schrik voel ik dat er tranen in mijn ogen opwellen.
‘O, shit,’ mompel ik en ik veeg mijn gezicht af. ‘Sorry.’ Ik kijk op en werp hun beiden een waterig glimlachje toe. ‘Het is gewoon zo fijn om jullie weer te zien. Fijner dan jullie beseffen.’
Alan, de man-berg, loopt naar me toe en slaat zonder waarschuwing vooraf zijn boomstamarmen om me heen. Ik verzet me heel even, maar omhels hem dan ook, met mijn hoofd tegen zijn borstkas gedrukt.
‘O, maar dat weten we heus wel, Smoky,’ zegt hij. ‘Dat weten we best.’
Hij laat me los en Callie doet een stap naar voren en duwt hem weg.
‘Genoeg gevoeligheden en gesnotter,’ snauwt ze. Ze draait haar hoofd naar me toe. ‘Ik neem je mee uit lunchen. Weigeren heeft totaal geen zin.’
Ik voel nieuwe tranen opkomen en kan nog net knikken. Callie grijpt eerst haar tas en dan mijn arm, en sleurt me mee naar de deur. ‘Ben over een uurtje terug,’ roept ze over haar schouder. Ze duwt me door de deur en zodra deze achter ons dichtvalt, stromen de tranen vrijuit.
Callie omhelst me kort van opzij.
‘Had zo het vermoeden dat je misschien liever niet in het bijzijn van Damien wilde janken, honey-love.’
Ik lach door mijn tranen heen en knik alleen maar, pak het zakdoekje aan dat ze me geeft en laat me in mijn moment van zwakte leiden door haar kracht.
7
We zitten in een Subway-broodjeszaak en ik kijk gefascineerd toe hoe Callie met het grootste gemak een sandwich van dertig centimeter lang en rijkelijk belegd met gehaktballetjes naar binnen werkt. Ik heb me altijd afgevraagd waar ze het laat. Ze kan meer eten verstouwen dan een linebacker en toch komt ze nooit een grammetje aan. Ik glimlach en bedenk dat het misschien komt door de acht kilometer die ze ’s ochtends hardloopt, elke ochtend, zeven dagen per week. Ze likt luidruchtig haar vingers af en smakt haar lippen zo enthousiast op elkaar dat twee oudere dames ons een afkeurende blik toewerpen. Ze slaakt een tevreden zucht, laat zich achteroverzakken in haar stoel en neemt door het rietje een slokje van haar Mountain Dew. Het dringt plotseling tot me door dat dit, hier en nu, typisch Callie is. Ze kijkt niet toe hoe het leven voorbijvliegt, ze verslindt het. Ze slikt het zonder te kauwen door en gaat altijd terug voor een extra portie. Ik glimlach in mezelf en ze zwaait met een diepe frons op haar voorhoofd een vinger in mijn richting.
‘Ik heb je meegenomen voor de lunch, omdat ik je wilde vertellen hoe pissig ik op je ben, honey-love. Geen enkel telefoontje beantwoord, geen e-mailtje zelfs. Onaanvaardbaar, Smoky. Het kan me niet schelen hoe erg je eraan toe was.’
‘Ik weet het, Callie. En het spijt me. Dat meen ik, het spijt me echt enorm.’
Ze staart me even aan, een intense blik. Ik heb een paar keer meegemaakt dat ze die blik op een crimineel toepaste en vind dat ik het heb verdiend. Dan is hij weg en glimlacht ze stralend, terwijl ze met haar hand wuift. ‘Oké, zand erover. Dan nu de echte vraag: hoe gaat het met je? Echt, bedoel ik. En niet liegen.’
Ik staar even in de verte, tuur naar mijn sandwich. Kijk haar dan weer aan. ‘Tot vandaag? Slecht. Heel slecht. Ik heb nachtmerries, elke nacht. Ik ben depressief en het wordt alleen maar erger, niet beter.’
‘Al overwogen zelfmoord te plegen?’
Ik voel dezelfde schok die ik ook in dokter Hillsteads kantoor voelde, alleen minder krachtig. Hier is het schaamtegevoel echter groter. Callie en ik hebben altijd heel goed met elkaar overweg gekund en of het nu is uitgesproken of niet, we houden van elkaar. Het is echter een liefde die gebaseerd is op kracht, niet een die toestaat dat we op elkaars schouder uithuilen. Ik ben bang dat deze liefde zal afnemen of verdwijnen als Callie medelijden met me moet hebben. Toch antwoord ik.