11. Vergeet nooit dat je van hem afstamt – de Shadow Man.
‘Godsamme,’ fluistert Don.
Hij haalt me de woorden uit de mond.
‘Kijk daar eens,’ zegt Alan.
Aan een muur hangen drie lange planken.
‘Nog meer anatomie. Allerlei boeken over Jack the Ripper.’ Hij bekijkt ze aandachtig, pakt iets van een van de planken en slaat het open. ‘Dat dacht ik al.’ Hij kijkt naar mij. ‘Dagboeken.’ Hij bladert erdoorheen, blijft bij een bepaalde pagina hangen. Hij houdt het dagboek voor me op zodat ik het ook kan zien.
Een reeks zwart-witfoto’s zit verspreid over een aantal pagina’s geplakt. Er staat een jonge vrouw op, vastgebonden aan een tafel met een doek voor haar mond. De muren op de foto lijken op deze kamer. Ik kijk om me heen, loop dan langs de planken.
‘Alan,’ zeg ik. Hij komt bij me staan en ik wijs naar de tafel die voor ons staat en vervolgens naar de foto.
‘Verdomme,’ zegt hij met een strak gezicht. ‘Dat is hier.’
De serie foto’s toont de verkrachting, foltering en ontleding van de jonge vrouw. Ze lijken zo uit een doe-het-zelfboek te zijn weggelopen. Alsof de gemaskerde man op de foto’s een cursus in lijden en verdorvenheid geeft.
‘Jezus,’ zeg ik. ‘Hoeveel zijn het er wel niet?’
‘Tegen de honderd, schat ik.’
Ik blader langs de foto’s naar een beschreven pagina.
Hoewel hij pas acht is, heeft Peter nu al aangetoond dat hij tot de bloedlijn behoort. Hij heeft toegekeken toen ik de hoer vermoordde, heeft foto’s gemaakt en gedurende dit hele proces intelligente vragen gesteld. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de technische aspecten van het ontleden. Ik ben blij te merken dat zijn eerdere neiging tot overgeven, die alweer van een jaar geleden stamt, niet is teruggekeerd.
Ik blader verder naar een nieuw stuk tekst.
Deze keer is Peter mee op jacht geweest. Hij hoefde de volgende dag niet naar school en ik vind het belangrijk dat hij zich er persoonlijker bij betrokken voelt. Hij is tenslotte al tien. Ik ben heel tevreden. Hij is begaafd.
Voetnoot – hij geneerde zich toen ik de hoer uitkleedde en merkte dat zijn penis hard werd. Ik heb hem de werking ervan uitgelegd en de hoer gedwongen hem met de hand te bevredigen. Hij was gefascineerd en leek ervan te genieten. Na afloop heeft hij me bedankt.
En verderop:
Peter vroeg me vandaag hoe oud ik was toen ik mijn eerste hoer vermoordde. Ik zag ertegen op hem de hele waarheid te vertellen. Hij toont zo duidelijk de kracht van onze afstamming dat ik ervoor terugdeinsde hem mijn vaders zwakte te onthullen. Ik vreesde dat hij wellicht zou gaan twijfelen aan de nobelheid van ons bloed. Uiteindelijk heb ik hem toch alles verteld: dat mijn vader het geheim van onze voorvaderen voor me verborgen had gehouden. Dat ik slechts door mijn eigen onderzoek naar onze genealogie de waarheid had ontdekt. Over mijn vaders slappe ontkenningen toen ik hem confronteerde met wat ik had gevonden. Hoe hij en mijn moeder hadden geprobeerd me te doen geloven dat ik gek was. Ik had me geen zorgen over Peter hoeven maken. De adorerende blik die hij me schonk toen ik hem het verhaal van mijn doorzettingsvermogen vertelde, van mijn zoektocht naar de waarheid en de wraak die ik op mijn vader heb genomen, is iets wat ik altijd zal koesteren.
‘Christus,’ mompelde Alan. ‘Het is precies gegaan zoals Patricia zei. Hij is heel vroeg begonnen met het hersenspoelen van dat kind.’
‘Die knul heeft nooit een kans gehad,’ merkt James op. ‘Niet dat dit er nu nog iets toe doet, natuurlijk. Het is al te lang aan de gang. Hij is niet meer te redden.’
Ik reageer niet. In mijn oren klinkt een donderend geraas en ik ben duizelig. Elektrische schokken dansen door mijn lichaam. Ik ben op de laatste pagina van het dagboek aangekomen en bij het zien van de handtekening die daar staat tolt mijn hoofd van angst, woede, ongeloof, schaamte en spanning.
Misschien is het puur toeval, denk ik bij mezelf.
Ik weet echter wel beter.
Ik kijk naar de geboden die op de muur staan geschilderd en lees nummer 7 nogmaals door: Iedere Ripper moet zijn eigen Abberline zoeken. Om je zintuigen scherp te houden en je vaardigheden op peil, moet er op je worden gejaagd.
‘Smoky?’ Alans stem klinkt scherp, bezorgd. ‘Wat is er?’
Ik zeg niets. Overhandig hem zwijgend het dagboek en wijs naar de handtekening die ik heb ontdekt.
keith hillstead staat er.
Hillstead.
Zijn zoon Peter.
Ik ken Jack jr. En hij kent mij.
We kennen elkaar heel goed.
55
Monsters die een menselijk masker dragen en hun rol perfect spelen.
Peter Hillstead heeft iedereen erin laten lopen. Mij ook. Wat erger is: hij was bij me op de momenten waarop ik me van mijn kwetsbaarste kant liet zien.
Er is echter nog iets veel ergers, iets wat me doet kokhalzen wanneer het tot me doordringt. Hij heeft me niet alleen bedonderd, me gebruikt en inbreuk gemaakt op mijn leven – hij heeft me ook geholpen. Weliswaar om zijn eigen doel te bereiken, maar toch... ik wil schreeuwen, kotsen, een jaar lang onder de douche staan, allemaal vanwege de gedachte dat ik deels ben genezen omdat ik hem heb ontmoet.