Ze springt op, slaat haar handen voor haar gezicht. ‘Hou op!’ krijst ze. Haar armen vallen slap langs haar lichaam. Haar hoofd hangt voorover. ‘Hou alstublieft op.’ Net zo plotseling als ze in beweging is gekomen, stort ze nu weer in. Het is alsof je een luchtballon ziet leeglopen. Ze gaat weer zitten.
Patricia slaakt een zucht, een lange ademtocht die blijkbaar duidt op het loslaten van iets wat veel verder teruggaat dan dit moment. ‘Jullie denken dat jullie weten waarom jullie hier zijn,’ zegt ze dan en ze kijkt naar mij, ‘maar dat is niet zo. Jullie denken dat jullie hier zijn vanwege die arme vrouwen.’ Ze kijkt Don Rawlings aan. ‘Of vanwege die arme jonge meid van meer dan twintig jaar geleden. Ze maken er wel deel van uit. Maar jullie zijn hier vanwege iets wat veel ouder is dan die twee zaken.’
Ik kan haar natuurlijk onderbreken, haar vertellen over het koeienvlees in de glazen pot en Jack jr., maar iets in me zegt me dat ik haar in haar eigen tempo moet laten doorgaan.
‘Vreemd hoe je soms de belangrijkste kanten van een mens over het hoofd ziet. Zelfs van de mensen van wie je houdt. Het lijkt zo oneerlijk. Als een man vanbinnen wreed is, als hij iemand is die later zijn vrouw zal slaan of nog erger, zou je dat ergens aan moeten kunnen zien. Vindt u ook niet?’
‘Ik heb dat zelf ook heel vaak gedacht, ja,’ antwoord ik. ‘Vanwege mijn werk.’
‘Dat zal haast wel,’ zegt ze, terwijl ze me onderzoekend aankijkt. ‘Dan weet u dus ook dat het niet zo werkt. Integendeel zelfs. Meestal is juist het tegenovergestelde het geval. De lelijkste mensen zijn vaak heel fatsoenlijke mensen. Een charmeur kan een moordenaar zijn.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Iemands uiterlijk zegt niets, helemaal niets.
Wanneer je jong bent, denk je natuurlijk nooit over dergelijke dingen na. Ik heb mijn man Keith leren kennen toen ik achttien was. Hij was vijfentwintig en een van de knapste mannen die ik ooit had gezien. Ik overdrijf niet. Hij was 1 meter 80 lang, had donker haar, het gezicht van een acteur. Wanneer hij zijn overhemd uittrok... nou ja, laten we het er maar op houden dat hij een lijf had dat precies bij dat gezicht paste.’ Ze glimlacht. Een trieste glimlach. ‘Toen hij belangstelling voor mij toonde, kon je me vanaf het eerste moment als een veertje omverblazen. Net als de meeste jonge mensen vond ik mijn leven oersaai. Hij was razend knap en opwindend. Precies wat ik nodig had.’ Ze last een pauze in haar verhaal in en kijkt ons een voor een aan. ‘Dit speelde zich trouwens allemaal in Texas af. Ik kom niet uit Californië.’ Ze staart in de verte. ‘Texas. Vlak en warm en saai.
Keith maakte me het hof, hoewel hij daar niet veel moeite voor hoefde te doen. Het was in een oogwenk bekeken. Ik liet hem alleen nog even in onzekerheid om duidelijk te maken dat ik geen gedwee lammetje was. Wat ik indertijd niet in de gaten had was dat hij me allang doorzag. Hij wist al die tijd al dat ik van hem was. Maar hij verdroeg het geduldig, deed wat van hem werd verwacht, omdat hij er lol in had. Als hij me had vastgepakt en had gezegd dat ik direct met hem mee moest gaan, had ik ook “ja” gezegd. Dat wist hij, maar toch hebben we de verplichte afspraakjes afgewerkt.
Hij was erg goed in wat hij deed. Wist heel goed hoe hij moest verbergen wat voor monster hij in werkelijkheid was. Hij gedroeg zich als een echte heer en was net zo romantisch als de mannen die ik alleen maar van films kende of uit boeken. Lief, romantisch, knap – ik dacht echt dat ik de perfecte man had gevonden. De man naar wie ieder meisje op zoek is.’ Haar stem en lachje zijn allebei verbitterd.
‘Nu moet u weten dat ik het thuis niet gemakkelijk had. Mijn vader was heel opvliegend. Hij sloeg mijn moeder weliswaar niet elke dag of elke week, maar toch minstens één keer per maand. Ik had al zolang ik me kon herinneren toegekeken hoe hij haar met de rug van zijn hand sloeg of haar stompte. Mij raakte hij met geen vinger aan, maar ik begreep pas jaren later dat dit niet was omdat hij me niet wilde slaan. Dit was omdat hij wist dat als hij mij aanraakte, dat om een heel andere reden zou zijn.’ Ze trekt haar wenkbrauwen op. ‘Snapt u wat ik bedoel?’
Helaas wel. ‘Ja,’ zeg ik.
‘Ik geloof dat Keith het ook doorhad. Ik weet het wel zeker. Op een avond, amper een maand nadat we elkaar voor het eerst hadden ontmoet, vroeg hij me ten huwelijk.’
Ze slaakt een zucht bij de herinnering. ‘Hij had er een perfecte avond voor uitgekozen. Het was vollemaan, de buitenlucht was koel, maar niet te koud. Prachtig. Hij gaf me een roos en vertelde me dat hij naar Californië ging. Hij wilde dat ik met hem meeging, met hem trouwde. Hij zei dat hij wist dat ik bij mijn vader weg moest en dat hij van me hield en dat dit onze kans was. Natuurlijk zei ik ja.’