Home>>read De Stilte Van De Hel free online

De Stilte Van De Hel(132)

By:Cody McFayden


‘Ja, natuurlijk,’ antwoord ik zacht. ‘Ik was ook bang voor mijn gezin. Elke dag. Ik had nachtmerries waarin dingen met hen gebeurden die in het echt precies zo zijn gebeurd.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Matt heeft me eens op de waarheid gewezen. Hij zei dat ik deed wat ik het liefste deed. Hij had gelijk. Ik vind de jacht op deze schoften afgrijselijk, maar de vangst vind ik heerlijk, snap je?’

Hij kijkt me even aan en knikt dan.

‘Ik heb veel nagedacht over wat je zo-even zei, al voordat je het zei. Het heeft me enorm dwarsgezeten, me veel verdriet bezorgd. Is Sands achter ons aan gekomen, heeft hij mijn gezin vermoord, omdat ik hem had uitgedaagd? Heel lang heb ik gedacht dat het antwoord ja was. Maar later besefte ik dat dit onzin was. Hij is achter ons aan gekomen, omdat ik achter hem aan zat. Omdat ik doe wat ik doe. Hij had het toch wel gedaan, of ik hem nu vernederde of niet. Begrijp je dat?’

Hij geeft geen antwoord.

‘Het punt is, James, dat het niets uitmaakt wat ik wel of niet tegen Jack jr. zeg. Hij komt achter ons aan. Punt uit. Wij zijn zijn prooi. Wil je weten wat voor mensen tot zijn slachtoffers behoren?’ Ik gebaar om me heen. ‘Ze zijn allemaal hier.’

Hij staart me lange tijd aan voordat hij reageert. Sluit dan zijn ogen en knikt even.

‘Zand erover.’

Hij wendt zijn blik af en schraapt zijn keel. Iedereen heeft zwijgend staan toekijken. Het is alsof we met ons allen op een warmhoudplaatje staan en elk moment kunnen barsten en spetteren en in brand vliegen. De prachtige machine die mijn team is, schakelt over op een andere versnelling, staat op het punt te breken en te ontploffen. Ik weet dat Jack jr. de ware reden voor deze woede is. Ik ben alleen bang dat we onze woede op elkaar zullen afreageren. Ik heb mezelf altijd als de as gezien waar de spaken van het wiel omheen draaien. Als ik de as ben, is Callie de beweging. Datgene wat het wiel voortbeweegt, op elke ondergrond, hoe ruw ook. Haar schimpscheuten en grappen, haar plagerijen en onuitputtelijke humor voorkomen dat we ons verstand verliezen. De afwezigheid ervan is als een vacuüm in de ruimte en we staan op het punt dat vacuüm te vullen door elkaar naar de keel te vliegen.

‘Weten jullie wat het eerste was dat Callie ooit tegen me zei?’ zeg ik zonder enige inleiding. ‘Ze zei: “Godzijdank! Je bent helemaal geen lilliputter!”’ Ik glimlach bij de herinnering. ‘Ze vertelde me dat ze had gehoord dat ik

1 meter 50 was en kon zich geen realistisch beeld vormen van hoe lang dat eigenlijk was. Ze had al die tijd gedacht dat ik een soort dwerg was.’

Alan lacht, een rustig, triest lachje. ‘Weet je wat ze zei toen ze mij zag? Ze zei: “Lieve help, het is een reusachtige neger!”’

‘Dat meen je toch niet?’ roep ik uit.

‘Echt, ik zweer het je.’

We zwijgen wanneer Alans mobieltje gaat en wachten af terwijl hij antwoordt en luistert. ‘Ja. Echt? Bedankt, Gene.’ Hij verbreekt de verbinding en kijkt naar mij. ‘De vingerafdrukken van onze verdachte in de cel komen overeen met de afdrukken die we op het bed in Annies flat hebben aangetroffen. We hebben ook zijn dna om te vergelijken...’

‘Hoe zijn we daaraan gekomen?’ onderbreek ik hem.

‘Toen jullie hem met enig geweld overmeesterden heeft hij zijn lip ergens tegen gestoten. Barry heeft hem zijn zakdoek aangeboden om zichzelf een beetje te fatsoeneren.’

Ik glimlach somber. ‘Slim.’

Alan buigt zich voorover en kijkt me recht aan. ‘Hij hoort bij die lui, Smoky. Zeker weten. Misschien kunnen we het nog niet bewijzen, maar we zitten er dichtbij. Wat wil je nu doen?’

Ze kijken me allemaal aan en in hun ogen zie ik dezelfde vraag. Wat wil je nu doen? Het antwoord is eenvoudig.

Hem doden en opeten? vraagt de draak ongeduldig.

Daar komt het wel op neer, denk ik bij mezelf.

‘Een van ons gaat het verhoor van ons leven afnemen, Alan, en hem van boven tot onder openbreken.’





49

We staan samen met Barry in de observatieruimte en kijken door de confrontatiespiegel naar Robert Street. Hij zit met geboeide polsen en enkels aan een tafel.

Hij is een nietszeggend figuur, wat me ergens een beetje verbaast. Hij heeft bruin haar en een hard gezicht dat bestaat uit vlakken en scherpe randen. Zijn ogen koken van woede, maar de rest van hem is ontspannen. Hij staart ons door de spiegel aan.

‘Een ijskoude,’ merkt Alan op. ‘Weten we al iets over deze knaap?’

‘Niet veel,’ zegt Barry. ‘Hij heet Robert Street. Hij is 38 jaar, single, nooit getrouwd geweest, geen kinderen. Werkt als instructeur in gevechtssporten in de Valley.’ Hij kijkt naar mij en gebaart naar mijn opgezwollen lippen. ‘Maar dat wisten jullie al.’

‘Is zijn adres bekend?’ vraag ik.