Ik weet zeker dat de mantra bij hem, net als bij mij, langzaam overgaat in een schietgebedje.
45
Alan belt Elaina. ‘Schat? We zijn onderweg. Heb je de politie gebeld? Wat? Shit! Blijf waar je bent, lieverd! Verroer je niet.’ Hij legt een hand over het mondstuk. ‘Ze zijn in het huis. Ze hoort hen rondlopen.’ Dan weer tegen Elaina. ‘Luister goed, schat. Zeg niets meer tegen me. Ik wil niet dat ze je horen. Verbreek de verbinding niet, maar leg de telefoon neer en hou het pistool op de deur gericht. Als je mij, Smoky of Callie niet hoort, schiet je degene die probeert binnen te komen neer.’
Elaina en Bonnie, Elaina en Bonnie, Elaina en Bonnie...
We hebben de straat bereikt waar Alan woont. Callie scheurt met piepende banden de oprit op en we springen uit de auto. Alan heeft zijn mobieltje opgeborgen, heeft nu zijn pistool in de hand. Wij allemaal. Ik kijk om me heen, zie Keenans auto staan. Ik ren ernaartoe en wat ik daar aantref ver-
vult me met woede en verdriet. Ze zijn allebei dood, een gat in hun voorhoofd.
Eerst wraak nemen, denk ik bij mezelf. Straks rouwen.
Ik loop bij de auto weg, de oprit op, naar de voorkant van het huis. Ik wijs naar de deur. Die is opengebroken, het kozijn versplinterd. ‘Heel stil naar binnen,’ fluister ik. ‘Indien mogelijk willen we hen levend in handen krijgen. Heb je me gehoord, Alan?’
Hij staart me even aan, de lange, kille blik van een moordenaar. Dan knikt hij met tegenzin.
We gaan door de voordeur naar binnen, pistool en ogen in beweging, op zoek naar sporen van de indringers. Callie, Alan en ik kijken elkaar aan, schudden ons hoofd. Hierbeneden is niets. We verstarren wanneer we boven iets horen. Ik gebaar naar het plafond.
We gaan de trap op. Mijn hart bonst als een bezetene in mijn borst. Ik hoor Alan ademhalen en zie dat het zweet op zijn voorhoofd staat, ook al is het koel in het huis. We zijn bijna bovenaan wanneer Elaina gilt.
‘Alan!’ Haar stem klinkt doodsbang. Ik hoor het pang-pang-pang van een pistool dat wordt afgevuurd.
‘ fbi !’ schreeuw ik en we nemen razendsnel de laatste treden van de trap, niet langer stil. ‘Laat je wapens vallen en ga op je knieën zitten!’
Pang-pang-pang! Opnieuw het geluid van een pistool en nu zie ik waar het vandaan komt. Een jonge man met donker haar danst de jitterbug terwijl Elaina’s pistool gaten in zijn lijf blaast. Ze weet niet van ophouden, blijft vuren tot ze de klik van een leeg magazijn hoort.
Twee anderen draaien zich om en kijken ons aan. De een heeft een pistool, de ander een mes, zie ik onmiddellijk. Ze kijken verbaasd, maar wanneer ze mij zien slaat dit om in haat.
‘Dat is ze!’ zegt de man met het pistool. ‘Die bitch van een Smoky!’
Hij heft zijn pistool op om te schieten, de man met het mes komt op me afgerend en ook nu beweegt alles zich vertraagd, van beeld naar beeld.
Ik zie dat Alan en Callie op de schutter vuren, kijk met een soort goedkeurende afstandelijkheid toe hoe er gaten ontstaan in zijn hoofd en borst. Er spuit bloed uit. Ik zie dat zijn wapen afgaat wanneer hij achterover valt. De messentrekker komt op me af en er volgt een herhaling van het parkeerterrein, behalve dan dat ik deze keer in de hand schiet die het mes vasthoudt, zodat we hem levend in handen krijgen. Ik zie dat twee van zijn vingers verdwijnen, zijn ogen zich opensperren en in zijn hoofd rollen wanneer de shock hem als een mokerslag treft. Hij zakt op zijn knieën, zijn mond vormt een ‘o’. Hij kokhalst en valt dan voorover, bewusteloos, trillend.
‘Elaina!’ krijst Alan.
‘Hier!’ schreeuwt ze hysterisch terug. ‘Alles is in orde! Alles is in orde! Alles is in orde!’ snikt ze, en Alan en ik hollen allebei naar de badkamer.
Mijn knieën knikken van opluchting wanneer ik Elaina en Bonnie daar beiden zie, in de badkuip, ongedeerd. Elaina huilt en heeft het pistool nog altijd stevig met beide handen vast, haar ogen staan verwilderd. Bonnie zit aan het ene uiteinde van de kuip met haar armen om haar benen geslagen, haar voorhoofd op haar knieën, en wiegt zachtjes heen en weer. Alan en ik botsen tegen elkaar op, omdat hij naar Elaina rent en ik naar Bonnie.
‘Alles goed met je, lieverd?’ vraag ik over mijn toeren, en ik grijp Bonnies hoofd met twee handen vast, op zoek naar verwondingen.
Alan doet hetzelfde bij Elaina. Bonnie begint te huilen, slaat haar armen om me heen, en Elaina doet hetzelfde bij Alan, en het geluid van Alans en mijn ‘godzijdank, godzijdank’ echoot tegen de muren van de badkamer. Chaos en opluchting.
‘Callie!’ roep ik door de deur. ‘Ze maken het goed! Allebei ongedeerd!’ Geen reactie. ‘Callie?’
Het beeld treft me hard, als een donderslag. Zijn wapen dat afgaat...
‘O nee,’ fluister ik. Ik zet Bonnie neer, trek mijn pistool en kruip de badkamer uit.