‘Leona Waters?’ vraag ik.
Haar ogen glijden van mij naar Callie en weer terug. ‘Ja...’
Ik toon haar mijn pas. ‘ fbi .’
Ze fronst haar wenkbrauwen. ‘Zit ik in moeilijkheden?’
‘Nee, mevrouw. Ik ben het hoofd van casmirc in Los Angeles. Het Child Abduction and Serial Murder Investigative Resources Centre. We zoeken een man die minstens twee vrouwen heeft verkracht, gemarteld en vermoord. We geloven dat u mogelijk zijn volgende slachtoffer bent.’ Ik ga recht op mijn doel af, mik op een zo groot mogelijk schrikeffect.
Haar mond zakt open. Ze spert haar ogen open. ‘Is dit een grap of zo?’
‘Nee, mevrouw. Was het maar zo. Helaas niet. Mogen we misschien binnenkomen?’
Het duurt even, maar dan vermant ze zich. Ze doet een stap opzij.
Wanneer we haar appartement betreden valt het me op hoe smaakvol het is ingericht. Subtiele schoonheid en heel vrouwelijk. Duidelijk de woning van een vrouw.
Ze gebaart dat we op de bank kunnen gaan zitten. Ze neemt tegenover ons plaats in een zachte, bijpassende leunstoel.
‘Dus... dit is dus echt? U bedoelt dat er daarbuiten een idioot rondloopt die me wil vermoorden?’ vraagt ze.
‘Een heel gevaarlijke man. Hij heeft al twee vrouwen vermoord. Hij heeft het voorzien op vrouwen met een amateurpornosite. Hij foltert hen, verkracht hen en vermoordt hen. Na afloop verminkt hij hun lichaam. Hij gelooft dat hij een afstammeling is van Jack the Ripper.’
Ik vuur mijn woorden snel en hard op haar af om alle twijfels of aarzelingen aan haar kant direct de kop in te drukken. Dit werkt blijkbaar; ze ziet niet langer roze, maar wit.
‘Waarom denkt u dat hij mij heeft uitgekozen?’
‘Hij werkt volgens een vast patroon. Hij meldt zich aan als abonnee van een website. Dat heeft hij met iedere vrouw gedaan die hij tot nu toe heeft vermoord. Hij kiest een gebruikersnaam en wachtwoord die bij het Jack the Ripper-thema passen. Een van deze combinaties is op uw abonneelijst aangetroffen.’ Ik wijs op mezelf. ‘Hij haat me, mevrouw Waters. Hij is door me geobsedeerd. Is de gelijkenis tussen ons u niet opgevallen?’
Ze aarzelt en bekijkt me van top tot teen. ‘Ja. Natuurlijk is die me opgevallen.’ Ze zwijgt even. ‘Heeft hij... heeft hij u dat aangedaan?’ Ze wijst naar mijn gezicht.
‘Hij niet. Iemand anders.’
‘Ik wil niet onaardig zijn, maar echt vertrouwenwekkend is dat natuurlijk niet.’
Ik glimlach vluchtig. Om haar te laten zien dat ik niet beledigd ben. ‘Dat is heel begrijpelijk. Maar de man die dit heeft gedaan overviel me toen ik er niet op was voorbereid. Dat is precies wat we nu willen voorkomen. Hij weet niet dat we hem op het spoor zijn.’
Ik zie aan haar gezicht dat ze het begint te begrijpen. ‘Ik snap het al. U wilt een val voor hem zetten, klopt dat?’
‘Inderdaad.’
‘Met mij als lokaas?’
‘Niet helemaal. U vormt inderdaad het lokaas – in de zin dat hij denkt dat u hier bent. Uw plaats zal echter worden ingenomen door een fbi -agent. Ik kan niet het risico nemen dat u als burger gevaar loopt. Het houdt in dat u toestaat dat we uw appartement gebruiken. U zou zelf uiteraard een tijdje weg moeten.’
Er verschijnt een ondoorgrondelijke blik in haar ogen. Ze staat op, loopt weg. Blijft even met haar rug naar ons toe staan. Wanneer ze zich omdraait, staat haar gezicht vastberaden.
‘Weet u hoe oud ik ben?’ vraagt ze.
‘Eh... nee,’ antwoord ik.
‘Negenentwintig.’ Ze gebaart met beide handen naar zichzelf. ‘Niet slecht, hè, voor negenentwintig?’
‘Nee. Helemaal niet slecht.’
‘Ik ben op mijn achttiende getrouwd met de eerste man met wie ik naar bed was geweest. Ik dacht dat hij mijn grote liefde was, de geweldigste vent die er op aarde rondliep. Ik zou werkelijk alles voor hem hebben gedaan. Heb dat ook een tijdje gedaan. Maar toen veranderde mijn ridder op het witte paard. In de zeven jaar die daarop volgden sloeg hij me. O, hij heeft nooit een van mijn botten gebroken, hoor. Nooit sporen achtergelaten in mijn gezicht. Zo slim was hij wel. Maar hij wist heel goed hoe hij ervoor kon zorgen dat het veel pijn deed. En dat het bijzonder vernederend was.’ Haar ogen houden die van mij gevangen. ‘Weet u hoe seks met zo’n man aanvoelt? Als verkrachting. Het doet er niet toe of je met hem getrouwd bent of niet. Door hem wordt het verkrachting.’ Ze schudt haar hoofd en wendt haar gezicht af. ‘Het heeft lang geduurd voordat ik verstandig werd. Zeven jaar. De eerste zes jaar heb ik er gewoon nooit bij stilgestaan dat ik bij hem weg kon gaan. De gedachte is nooit bij me opgekomen. Hij had me ervan overtuigd dat wat hij deed mijn schuld was. Of zijn recht.’
‘Wat is er dan gebeurd waardoor dat veranderde?’ vraagt Callie.