Ophouden, vermaande hij zichzelf. Als hij weigerde mee te doen, kon zij geen spelletje met hem spelen. Het was hoog tijd dat dat tot haar doordrong. ‘Prinses.’
Nadat ze hem van top tot teen had bekeken, glimlachte ze geforceerd. ‘U begrijpt zo te zien dat een net pak niet geschikt is voor een wijngaard.’
Met een gekunstelde glimlach reageerde hij: ‘Niets aan deze middag zal netjes zijn, prinses. Dat beloof ik.’
‘Dat begrijp ik niet.’
‘Waarom noem je me geen Nicolo meer?’
Ze slikte moeizaam. ‘Ik, eh… zomaar. Ik dacht gewoon dat we dit beter zakelijk –’
‘Laat maar.’ Achter haar stond een grote terreinwagen geparkeerd. ‘De sleutel,’ zei hij, terwijl hij zijn hand ophield.
‘Scusi?’
‘Ik wil de autosleutel.’
‘Wat? O!’ Er verschenen blosjes op haar wangen. ‘Op het terrein van de wijngaard heb ik geen enkel probleem met autorijden, hoor.’
‘De sleutel, Alessia.’
Een paar keer knipperde ze met haar ogen; toen liet ze de sleutelbos in zijn uitgestoken hand vallen.
Met grote passen liep hij naar de auto. Hij opende het portier en gebaarde dat ze moest instappen. Het kon hem niet schelen of ze kon rijden, zolang de boodschap maar tot haar was doorgedrongen: hij had nu de leiding.
In de auto gaf Alessia hem aanwijzingen: de onverharde weg achter de villa langs, boven aan de heuvel rechtsaf, en dan linksaf bij de kruising. Daarna bleef het even stil, maar toen begon ze zenuwachtig te babbelen, alsof ze aanvoelde dat er iets mis was. Ze legde uit wat wortelstokken, loten en enten waren; ze vertelde dat de wijnbouwers vroeger nog niet hadden beseft dat de druivenoogst beter werd als de wijnstokken werden gesnoeid.
Onder andere omstandigheden zou hij haar uitleg fascinerend hebben gevonden. Het enige wat hij wist over wijn was dat je rode en witte wijn had, en dat hij graag een glas dronk bij het eten. Zijn nieuwsgierigheid werd geprikkeld door al haar informatie – maar niet genoeg om zijn plannen voor deze middag te veranderen, zei hij streng tegen zichzelf.
Toen ze weer ophield met praten, keek hij nieuwsgierig opzij en zag dat ze kaarsrecht in haar stoel zat met haar handen in haar schoot gevouwen. ‘Wat is er?’ vroeg hij bruusk. ‘Heb je alles verteld wat zelfs een stuk onbenul zoals ik zou kunnen begrijpen?’
Met een ruk keek ze opzij. ‘Nu is het genoeg. Wat is het probleem?’
Er verscheen een flauwe glimlach op zijn gezicht bij het horen van haar strijdlustige toon. Nadat hij de auto onder een boom aan het einde van een rij wijnstokken tot stilstand had gebracht, draaide hij zich naar haar toe. ‘Waarom denk je dat er een probleem is, principessa? Je bent de perfecte gids.’
Argwanend bestudeerde Alessia de man die naast haar zat. Zijn stem klonk zacht en verleidelijk – en joeg haar de stuipen op het lijf. Er was iets veranderd. Waar was de geslepen zakenman van vanochtend? Of de cynische gast die hier met evenveel tegenzin was als zij? Moeizaam slikte ze om van de brok in haar keel af te komen. Ze zou het voor geen goud hardop toegeven, maar stiekem miste ze de man die zijn handen niet van haar af kon houden, ook al wilde ze niet dat hij haar aanraakte en kuste, omdat hij gevoelens bij haar opriep die ze niet begreep.
Al die tijd had ze hem ervan beschuldigd dat hij een kille, harteloze misdadiger was – het soort man dat fatsoenlijke Italianen deed ineenkrimpen van schaamte. Probeerde hij nu te bewijzen dat ze gelijk had? Plotseling was ze bang om alleen te zijn met hem op deze afgelegen plek, maar toen ze het portier wilde openen, legde hij zijn hand op de hare.
‘Waar ga je heen?’
‘I-ik wil de wijnstokken inspecteren om te zien of ze klaar zijn voor de winter.’
‘Fascinerend,’ zei hij met een scherpe lach. ‘De prinses is ook boerin.’
‘Ik ben hier opgegroeid,’ zei ze stug. ‘Als kind hielp ik al bij het verzorgen van de wijnstokken en bij het druiven plukken. Je wilde toch langs de wijnstokken lopen en me vragen stellen?’
‘Dacht je dat een man als ik helemaal hierheen zou komen om met je over druiven te praten, prinses?’
Vragend keek ze hem aan. ‘Ja, eigenlijk wel.’
Net toen Nick haar wilde inwrijven hoezeer ze het bij het verkeerde eind had, keek hij nog eens goed naar haar. Haar gezicht was bleek, haar ogen groot en donker, en haar lippen trilden. Haar hand, die nog steeds onder de zijne lag, voelde ijskoud aan. Hij klemde zijn kaken op elkaar toen het tot hem doordrong dat ze doodsbang voor hem was. Was dat niet precies wat hij had gewild? Even aarzelde hij, maar toen trok hij met een vloek zijn hand weg en zwaaide zijn eigen portier open.
‘Wat doe je?’
‘Wat je zei,’ gromde hij tijdens het uitstappen. ‘Ik ga rondlopen en domme vragen stellen.’