‘Signore.’
‘Ik heet Nick,’ zei hij zachtjes. Wat was ze mooi, als een sprookjesprinses die tot leven was gekomen. Hij zag haar aarzelen. Zeg mijn naam dan, moedigde hij haar in gedachten aan, alsof het de beslissende slag van de strijd zou zijn.
Met een diepe zucht zei ze: ‘Nicolo, wat doe je hier?’
‘Ik kon niet slapen. Jij ook niet?’
‘Nee. Ik blijf maar malen over wat er op de snelweg is gebeurd.’
‘Ja, ik ook.’
‘È colpa mia,’ fluisterde ze. ‘Het was mijn schuld. Ik ben niet zo’n goede chauffeur.’
Onder andere omstandigheden zou hij hebben gelachen om het understatement van het jaar. ‘Niet echt, nee,’ zei hij, terwijl hij zijn hand uitstak om een blonde haarlok uit haar gezicht te strijken. ‘Maar ik had het niet over je rijstijl.’ Nu nam hij haar gezicht in zijn handen en hief het naar hem op. ‘Ik heb het over die kus.’ Zelfs in het fletse maanlicht kon hij de lichte blosjes op haar wangen zien verschijnen.
‘Ik wil het er niet over hebben.’
Nee, waarom zou ze ook? Ze vond zijn achtergrond maar niets, en eerlijk gezegd dacht hij hetzelfde over haar achtergrond. Zelfs voor een zakelijke overeenkomst was dit geen veelbelovende start, laat staan voor een persoonlijke relatie. Nu hij er zo over nadacht, wilde hij het er ook niet over hebben. Daarom nam hij haar in zijn armen en kuste hij haar net zo lang tot ze haar armen om hem heen sloeg. Toen pas liet hij haar los, draaide zich om en liep weg.
Hoofdstuk 5
Elke ochtend stond Nick vroeg op om te gaan hardlopen. Het was een gewoonte die hem was bijgebleven uit zijn marinierstijd. Hij genoot altijd van de rust en stilte, en alleen als er een vrouw in zijn bed lag, week hij af van zijn dagelijkse ritueel. Er ging tenslotte niets boven ochtendseks.
Deze ochtend lag er geen vrouw naast hem, hoewel de gedachten aan één bepaalde vrouw hem wel bijna de hele nacht uit zijn slaap had gehouden. Wie was prinses – ha, ijsprinses was een betere titel voor haar – Alessia Antoninni eigenlijk? Waarom kon het hem iets schelen? Hij mocht haar niet eens, verfoeide het klassenstelsel waartoe ze behoorde, en het leed geen twijfel dat zij ook geen hoge dunk van hem had. De hemel wist dat hij niet van een vrouw hoefde te houden om haar te begeren – als er überhaupt al zoiets als liefde bestond – maar hij moest haar toch op zijn minst aardig vinden.
De hele situatie was onbegrijpelijk, dacht hij bij zichzelf, en met een gelaten zucht gooide hij de dekens van zich af. Bij het vroege ochtendlicht trok hij een oud mariniersshirt, een korte broek en sneakers aan, waarna hij naar buiten ging om te gaan hardlopen. Hopelijk zou de lichaamsbeweging hem helpen zijn hoofd leeg te maken.
Hij had geen idee hoever hij uiteindelijk had gerend. Acht kilometer? Twaalf? En nog steeds had hij de ijsprinses niet uit zijn hoofd kunnen zetten, zelfs niet toen hij bijna niets meer zag doordat de zweetdruppels in zijn ogen liepen en zijn longen begonnen te branden. De zon stond al hoog aan de hemel tegen de tijd dat hij terug was bij de villa. Snakkend naar een fles koel water liep hij gelijk door naar de achterzijde van het huis, omdat hij vermoedde dat de keuken daar was.
Bingo. Op het eerste gezicht leek de grote ruimte helemaal leeg, maar toen zag hij de grote geopende koelkast en de vrouw die ervoor stond – Alessia, die met haar hoofd achterover grote teugen uit een fles water nam. Abrupt kwam hij tot stilstand, waarbij zijn schoen een piepend geluid maakte op de vloertegels.
Van schrik liet ze de fles uit haar hand glippen, terwijl ze zich met een ruk omdraaide. Net op tijd ving ze hem weer, maar niet voordat er al wat water op haar kin, hals en katoenen topje was beland.
Gefascineerd keek hij toe toen er precies op haar borst een grote donkere vlek ontstond. Een hete prikkeling van lust trok door zijn onderlichaam. Het was ronduit belachelijk dat de aanblik van een nat topje hem zoveel deed, dacht hij afwezig.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg ze hem op een toon die klonk alsof ze hem had betrapt tijdens het leegroven van de kluis.
Aan haar kleding te zien had ze niet verwacht dat hij zo vroeg zou opstaan. Ze droeg bijna dezelfde outfit als hij: een korte broek met een topje en sneakers. Haar blonde haren had ze opgebonden in een paardenstaart, en haar gezicht en lichaam glinsterden van het zweet. Zijn blik werd echter onweerstaanbaar getrokken naar het natte kledingstuk, dat niets aan de verbeelding overliet. Het deed hem denken aan hoe ze er vannacht had uitgezien, aan hun kus in de tuin, waar ze gretig aan had meegedaan. Met moeite dwong hij zichzelf naar haar gezicht te kijken. De blosjes op haar wangen deden hem vermoeden dat ook zij moest terugdenken aan hun nachtelijke ontmoeting.
‘Ik vroeg je iets.’