Elle zond hem een zoete glimlach. ‘Waf.’
De lach die opborrelde kon hij niet onderdrukken. ‘Braaf,’ zei hij, en opnieuw moest hij lachen toen ze haar tanden liet zien. Eenmaal in de hut, zag hij dat er inderdaad niemand was geweest. Elles handtas en autosleutels lagen nog precies waar ze ze had achtergelaten. Hij griste ze van tafel, bekeek de rest nog even en ging vervolgens terug naar de auto.
‘Heeft iemand…’ Angstig keek ze hem aan.
‘Nee,’ stelde hij haar gerust. ‘Er is niemand geweest.’
Ze liet haar adem ontsnappen. ‘Gelukkig. In dat geval kun je me hier wel achterlaten.’
‘Vergeet het maar.’
‘Ik blijf hier niet,’ zei ze huiverend. ‘Ik kom hier echt niet meer terug. Ik pak mijn auto en rijd naar huis.’
‘Ja, ja. Wie weet wat je daar aantreft?’
‘Onzin,’ zei ze hard. ‘Daar is niets aan de hand!’
‘Je hebt geen keus, Elle. Ik breng je naar huis, controleer de boel, en als alles normaal is, ga ik weg.’
Onderzoekend keek ze hem aan. ‘Beloof je dat?’
‘Dat beloof ik,’ zei hij. Dat hij eerst een bekende in deze omgeving zou bellen om een oogje in het zeil te houden, zei hij er maar niet bij. Hij zou Elle echt niet alleen achterlaten, maar hij was niet van plan zelf bij haar te blijven. Zijn eigen leven wachtte op hem. Dit was niet iets wat alleen hij kon doen; dit kon iedereen. Het was niet nodig dat hij zijn cliënten – of hoe je ze ook wilde noemen – aardig vond, maar hij moest wel met ze door een deur kunnen.
Met Elle werkte het niet, dat was duidelijk. Zeker niet op die momenten waarop hij de afstand die hij normaal gesproken bewaarde, vergat. Dat had hij nog nooit gedaan, en het beviel hem allerminst.
‘Ik beloof het,’ herhaalde hij met twee vingers in de lucht. Achter zijn rug hield hij echter zijn vingers gekruist, zoals zijn broers en hij vroeger ook altijd hadden gedaan als ze tegen elkaar logen. ‘Dus, als er nog iets binnen ligt wat je wilt pakken…’
Ze aarzelde, waarna ze hem uitdrukkingsloos aankeek en knikte. Vervolgens stapte ze uit en liep naar de hut. Zodra ze merkte dat hij haar volgde, hief ze haar hand. ‘Ik hoef maar één ding te pakken, dus ik red me wel.’
Leunend tegen de auto wachtte hij tot ze in de hut was. Dat ene ding was waarschijnlijk een grote tas met make-up, of sieraden. Of kleding. Het feit dat ze geen make-up of sieraden droeg en haar kleding niet verschilde van miljoenen andere vrouwen van haar leeftijd, betekende niet dat…
Op dat moment kwam ze weer naar buiten, met een kleine zilveren fotolijst in haar hand.
‘Is dat alles?’ vroeg hij ongelovig.
‘Dat is alles,’ bevestigde ze.
Duizenden vragen kwamen in hem op, maar op haar gezicht zag hij intense bedroefdheid, onrust en wanhoop, waardoor hij zijn woede meteen weer vergat. ‘Goed, dan,’ zei hij, en voordat hij erover kon nadenken, boog hij zich voorover, en hij kuste haar zacht en teder. Zijn kus werd net lang genoeg beantwoord om zijn hart op hol te laten slaan.
Ze stapte in, deed de foto in haar tas en deelde haar adres in Los Angeles mee, alsof er niets gebeurd was. De twee uur durende reis werd verder in stilte afgelegd.
Zoals ze hem al had verteld, woonde ze in een appartement in Studio City. Weer stapte hij uit om eerst alleen een kijkje te nemen. ‘Wacht hier,’ waarschuwde hij. Deze keer volgde er geen kort sarcastisch geblaf. Ze leek in gedachten verzonken. Kwam dat door de kus? Of hoopte ze gewoon dat alles hier in orde zou zijn?
Even hoopte hij dat ze dacht dat hij weg zou gaan en dat ze dat niet wilde, maar dat was belachelijk. Ze waren als water en vuur. Bovendien lag zijn werk op hem te wachten. Maandag had hij een belangrijke vergadering met een bankier uit Indonesië, en dinsdag zou hij lunchen met een vertegenwoordiger uit Zürich.
Zodra hij het appartement had gecontroleerd, zou hij iemand bellen met wie hij in dienst had gezeten. Rick woonde hier niet ver vandaan en hoorde bij de besten in het vak. Elle zou geen gevaar lopen.
Het was een klein appartement, met een woonkamer, een kleine eetkamer, een keuken en een toilet op de ene verdieping. De kamers waren mooi gemeubileerd, maar hij kreeg het gevoel dat hij in een dure hotelsuite was beland. Op de andere verdieping vond hij een badkamer en een klein kantoortje. De laatste deur moest wel naar Elles slaapkamer leiden… ‘Merda!’
Alles was overhoop gehaald. Laden stonden open en de inhoud lag over de vloer verspreid. Kleding was van de hangers getrokken. Op de wanden waren scheldnamen geschreven. Eerst dacht hij dat het bloed was, maar toen hij de letters aanraakte, merkte hij dat het rode verf was. Elles bed was er nog het ergst aan toe: iemand was het met een groot mes te lijf gegaan.