Claire liet de kam op haar karretje vallen. ‘Al die tijd heb ik mezelf wijsgemaakt dat ik een hekel aan hem had, maar dat is niet zo. Ik hou van hem. Ik heb altijd van hem gehouden. Ik was er zo van overtuigd dat hij een affaire had, maar hij heeft het altijd ontkend.’
‘Ja, dat doen mannen nou eenmaal.’
Claire beet op haar lip. ‘Ik weet het niet… Antonio is een goed mens, Bex. Hij doet veel liefdadigheidswerk, over de hele wereld. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik aan mezelf begin te twijfelen. Stel je voor dat ik een vreselijke fout heb gemaakt. Stel dat hij helemaal geen affaire had en de hele tijd de waarheid vertelde. Wat heb ik gedaan?’
‘Claire, er zijn genoeg huwelijken die een affaire doorstaan, of het nu echt zo is of slechts een verdenking,’ zei Rebecca. ‘Als hij er eentje had, is die inmiddels vast wel voorbij, anders was hij nu niet bij jou en probeerde hij het niet goed te maken. Geef hem een kans. Je houdt van hem. Is dat niet het belangrijkste?’
‘Maar ik weet niet zeker of hij ooit iets voor mij zal voelen,’ zei Claire. ‘Je kunt iemand niet bepaald dwingen verliefd op je te worden. Als het gebeurt, gebeurt het.’
Met opgetrokken wenkbrauwen wees Rebecca naar de glinsterende nieuwe auto buiten. ‘Luister, lieverd. Als een man zo’n auto voor een vrouw koopt, moet hij wel iets voor haar voelen. Kijk gewoon hoe het loopt. Pieker niet zo over wat je niet hebt en geniet van wat je wel hebt. Sommige mannen kunnen hun gevoelens gewoon niet zo goed in woorden uitdrukken. In dat geval moet je op hun daden afgaan.’
Claire wierp nog een blik op de auto en zuchtte. Wat zou ze graag willen dat Rebecca gelijk had en dat Antonio haar liet zien wat hij voor haar voelde, in plaats van het te zeggen. Maar toen bedacht ze weer hoeveel er voor hem op het spel stond als ze zouden scheiden. Was die auto bedoeld om haar zoet te houden als het straks aankwam op de beëindiging van hun relatie?
‘O ja, ik zou het bijna vergeten,’ zei Rebecca. ‘Je moeder heeft gebeld. Ze zei dat ze je een paar keer had gebeld op je mobiel en berichten had achtergelaten, maar dat je haar maar niet terugbelde. Volgens mij is ze een beetje gekwetst dat je haar niet hebt verteld dat je weer terug bent bij Antonio. Ze heeft het net als iedereen in de krant moeten lezen.’
Claire grimaste. ‘Ik heb mijn telefoon op stil gezet en ben vergeten het geluid weer aan te zetten. Lieve hemel, wat moet ik tegen haar zeggen?’
‘Vertel haar gewoon de waarheid,’ zei Rebecca. ‘Zeg dat je van Antonio houdt en dat jullie je huwelijk nog een kans willen geven. Ze is je moeder, Claire. Het enige wat ze wil, is dat je gelukkig bent.’
Dat wilde Claire ook, zo graag dat het pijn deed. Maar haar geluk was afhankelijk van Antonio’s liefde voor haar en helaas had ze dat niet in de hand.
Misschien had Rebecca wel gelijk. Ze moest leren om los te laten, om te genieten van wat ze had zo lang het tot haar beschikking stond. Zelfs als Antonio geen nobele bedoelingen had met hun verzoening, kon ze die tijd misschien wel gebruiken om hem te laten zien hoeveel zij van hem hield, los van wat hij voor haar voelde…
Hoofdstuk 11
Na haar werk ging Claire niet meteen terug naar het hotel. Ze kocht onderweg een bosje roze rozen en reed naar de begraafplaats. Nadat ze de koperen vaas had geleegd en er nieuw water in had gedaan, schikte ze de roosjes met zorg voor ze ze op de rustplek van haar dochtertje zette. Toen ze naar de inscriptie keek, voelde ze de bekende drukkende pijn op haar borst, en door de tranen in haar ogen kon ze de naam van haar kind nauwelijks meer lezen.
‘Slaap zacht, lieverd,’ zei ze zachtjes, en ze maakte zich klaar om weer te vertrekken.
Het was druk op de weg, waardoor ze veel later dan verwacht aankwam bij het hotel.
‘Waar heb jij in hemelsnaam gezeten?’ blafte Antonio zodra ze door de deur kwam.
Ze liet haar tas op de grond zakken. ‘Ik… Ik stond vast in het verkeer.’
‘Twee uur lang?’ vroeg hij streng.
Haar tong gleed over haar lippen. ‘Hoe weet je hoelang ik onderweg was?’
‘Ik ben langs de salon gegaan, maar je was al weg,’ antwoordde hij. ‘Daarna ben ik in een kwartier hier weer heen gereden, en dat was in de spits.’
Ze trok haar jas uit en deed haar best om zich niet uit het veld te laten slaan door zijn dreigende houding. ‘Bedankt voor de auto,’ zei ze. ‘Hij is mooi. Ik ben er een stukje mee gaan rijden.’
‘Waarheen?’ vroeg hij beschuldigend en zelfs bijna vijandig.
‘Naar de begraafplaats.’ Daarop keek ze recht in zijn donkere, boze ogen. ‘Om bij onze dochter langs te gaan.’
Zijn adamsappel bewoog op en neer toen hij met moeite slikte. Een van zijn handen baande zich een weg door zijn dikke haar, waarna hij zijn blik afwendde.