Aan het eind van de dag nemen Laura en ik een taxi terug naar het hotel. Ik heb een smaak in mijn mond alsof ik een krant heb opgegeten. Ik ben zo moe en leeg in mijn hoofd dat ik geen zin heb Laura te vertellen dat ik het gevoel heb dat ik word gevolgd. Ze zou me uitlachen. Niet dat ik iemand zie als ik me omdraai. Maar ik weet dat ze er zijn.
5
Op de derde dag vinden we de brief.
Het perkament zit, samen met de envelop die is geadresseerd aan de aartsbisschop Erik Valkendorf af Nidaros i Noriges rike, in een Spaans boek over de ontdekking van Amerika uit de zeventiende eeuw tussen bladzijde 343 en 344.
Onder de symbolen ankh, tyr en kruis staat de welbekende combinatie van runen en letters. Ik twijfel er niet aan dat ze geschreven zijn door dezelfde orde van hoeders die driehonderdvijftig jaar eerder de codes in de staafkerken hebben verstopt.
Ik fluit Laura. Haar mond valt open in een geluidloze geeuw.
Eén ogenblik overweeg ik het perkament te stelen. Tenslotte hoort het bij alle andere vondsten die we gedaan hebben. Maar tegelijkertijd verwerp ik die gedachte. Ook ik heb mijn grenzen. Het gaat om de inhoud, niet het document.
Voordat ik Miranda gebaar te komen, maak ik met mijn digitale camera meerdere opnames van dichtbij van het perkament en de runencode.
'Ik heb hem gevonden.'
'Oh. My. God. Het perkament?'
'Gecodeerd. Het document bewijst opnieuw dat nakomelingen van de Noordse Vikingen al op het Amerikaanse continent woonden toen Columbus meegevoerd door de wind kwam aan gezeild.'
'Begrijp je iets van de tekst?' vraagt Laura.
'Geen bal.'
Met rode wangen draaft Miranda weg met het perkament in een kartonnen doos.
6
Angst bestaat omdat we van iets houden, zei de dominicaner monnik Thomas van Aquino. Wat mij betreft wil ik daaraan toevoegen: angst voor de pijn en de dood staan hoger op mijn lijstje.
Als Laura en ik de bibliotheek verlaten worden we ontvangen door een koude wind. Door de opgewaaide stofwolk zie ik ze.
Op de Afrikaanse steppen ontwikkelen gazellen een tunnelvisie als ze worden aangevallen door leeuwen. Ik weet hoe ze zich voelen. Het lukt me vier individuen te onderscheiden. Vier mannen. Vier mannen die nonchalant slenterend hun posten verlaten. Als warmtezoekende projectielen naderen ze hun doel. Elk van een kant.
'Sneller!' zeg ik tegen Laura - hoewel ik meer problemen heb haar bij te houden. Ik pak mijn krukken stevig vast. Dan heb ik iets om mee te slaan.
Ze zijn nog zo'n vijftien meter van ons verwijderd. Hassan is er niet bij. Maar ze zijn groot. Het zijn Arabieren. En ze dragen een kostuum.
'Laura ... '
Ze gaat langzamer lopen. 'Rennen, Laura! Rennen!'
Laura slaat haar ogen ten hemel. 'Bjørn! Doe even normaal!'
Ik moet stilstaan om mijn hand in mijn jaszak te kunnen doen. Mijn vinger sluit zich rond mijn geweldsalarm.
Demonstratief kijkt Laura rond om zichzelf en mij ervan te verzekeren dat ik me dingen inbeeld. Ze zegt dat ik te veel actiefilms heb gezien.
Ze vallen haar niet eens op.
In hun chique kostuums, witte overhemden en strakke strop dassen komen ze als onzichtbare kameleons op ons af. Ik druk op de paniekknop. 'Rennen!' SIS ik voor de laatste keer. 'Doe niet zo idioot.'
Ze zijn nog vijf meter bij ons vandaan. Ik pak beide krukken stevig vast. Maar ik besef dat een holle kruk van licht metaal een miserabel wapen is.
'Brr, wat is het guur.' Laura trekt haar jas strakker rond haar lichaam.
Pas als een van de mannen naast ons komt lopen en ons met zijn verstopte wapen bedreigt, begrijpt ze dat zelfs paranoïde mensen soms gelijk hebben.
Haar gezicht verstijft en lijkt te barsten.
'Please,' zegt een van de mannen met een accent dat een slechte parodie op een schurkenfilm lijkt, 'loop met ons mee!'
Mijn hart klopt zo hard dat mijn oren suizen.
Wat zouden ze doen als ik om hulp riep? Zouden ze me neerschieten?
Twee van hen pakken me onder mijn oksels. Twee anderen houden Laura discreet vast.
Een ongetraind oog zou het niet eens opvallen dat we worden gekidnapt.
De mannen lopen met ons in de richting van Independence Avenue. Ze zijn zo discreet, zo goed getraind, dat een getuige in het beste geval zou denken dat hij een undercoverarrestatie ziet. Als hem al iets opvalt.
Ineens stopt er een zwart busje met geblindeerde ramen voor ons. Laura en ik worden op de achterbank geduwd. Twee mannen gaan bij de chauffeur zitten, twee bij Laura en mij.
De auto trekt snel op.
Ze zeggen geen woord als ze door de straten van het centrum rijden.
Ik tracht te vragen wie ze zijn. En waar ze mee bezig zijn. Alsof ik daaraan nog twijfel. Maar ik krijg geen antwoord. Ze vragen me niet eens mijn mond te houden.
Ze verstijven als een politieauto ons met luide sirenes op een kruising met verkeerslichten inhaalt. Maar de auto stuift voorbij en rijdt de avenue af.
Mijn lijf trilt. Laura haalt hikkend adem.
De chauffeur slalomt door het drukke verkeer. Even later slaat het busje ineens rechtsaf en verdwijnt in de parkeergarage van een hotel.