Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(85)

By:Tom Egeland




Hij was een vriend van de schaduw. In de lange schaduwen van de, nazomer kon hij zich in zijn wollen cape hullen en zich onzichtbaar maken terwijl de monniken voorbijliepen met hun talrijke bezigheden. Hij kon heel lang zo zitten, onbeweeglijk - in de schaduw van het licht - terwijl zijn gedachten teruggingen naar zijn jeugd, langgeleden. Die zorgeloze tijd samen met de koning, toen de dood een belofte en geen dreiging was. Wanneer de baan van de zon zijn sanctuarium van schaduw verdreef en het zonlicht zijn ogen als een wolk van zand pijnigden, zocht hij een ander plekje in de schaduw op of ging hij terug naar zijn kloostercel, waar hij zich weer over de manuscriptrol op de schrijftafel boog en naar de golven luisterde die op het kiezelstrand en de rotsen voor het klooster beukten.





Derde deel





De tocht naar Vinland





Dat was bijna in mijn neus, zei de man, toen hij in zijn oog werd geraakt.

- Snorri



Als ik doodga, leg me dan in het graf waarin de man van God begraven ligt. Jullie moeten mijn gebeente naast dat van hem leggen.

- Eerste boek van de koning



Voor de koning met het goede hart is de gouden schrijn nu gereed.

- Skalde-gedicht





De patiënt (II)




1

Schemering.

Sluiers licht sijpelen tussen de gordijnen van Luigi's appartement door.

De pijn is hevig en geen moment weg. Met halfgesloten ogen kijk ik naar mijn bevende hand. De twee Arabieren dommelen. De ene zit in een stoel naast me, de ander is op de divan gaan liggen.

Ze zijn de hele nacht veel aan de telefoon geweest. Aan het mobieltje, in het Arabisch. Aan de vaste telefoon, in het Engels. De Arabier op de divan begint te snurken. Ik slaap of verlies het bewustzijn. Dat is moeilijk te zeggen. Buiten ligt Rome in het ochtendgloren.



2

De explosie is zo heftig dat de bank omvalt.

De luchtdruk blaast een wolk van splinters het appartement in. De bank beschermt me. Het voelt of iemand mijn been een paar keer heeft rondgedraaid.

Door het gesprongen raam komt de politie het appartement binnen. Ze moeten een ladder of een touw hebben gebruikt. Zo lig ik - maar half bij bewustzijn achter de bank - en ik kan ze niet zien. Maar ik hoor ze wel 'Polizia!' brullen met zware stemmen. Er volgt een serie schoten. Ik verroer me niet.

De ene Arabier roept iets. Ik weet niet wat. Maar aan de klank te horen geeft hij zich over. De politie gooit zich op hem. Zijn pistool en hoofd landen met een klap op de grond. De politiemensen schreeuwen en commanderen in het Italiaans.

Tegelijkertijd kijken drie politiemannen in commandotenue over de rand van de omgevallen bank. Ze dragen helmen, vizieren voor hun gezicht, kogelvrije vesten en machinepistolen met lantaarns. 'Ostaggio!' roept een van hen. 'Via liberal!' roept een ander. Een van hen knielt naast me neer. 'Dottore!' brult hij. 'Immediatamente!'

Op de begane grond wordt de deur opgeblazen. Het traliewerk raast naar beneden. Ik hoor voetstappen de wenteltrap op rennen. Het appartement van Luigi stroomt vol. Nog meer politie. Ambulancepersoneel met rode reflecterende vesten. Twee artsen.

De ene arts roept iets in het Engels tegen me. Waar ik pijn heb? Wat ze met me gedaan hebben? Hoe ik heet? Wanneer ik geboren ben? Als ze hun antwoorden hebben, geven ze me een injectie met een pijnstillend middel en een infuus.

De klauwen van pijn verliezen hun greep. De medicamenten wiegen me in een euforisch gevoel van genot. Inwendig luister ik naar 'Je crois entendre encore' van Bizet.

Als ze de breuk hebben gestabiliseerd en me op een brancard hebben gelegd, vang ik een glimp op van de twee Arabieren.

De ene staat met de rug naar me toe en heeft handboeien om.

De ander ligt dood in een plas bloed.

Ze hebben moeite om de brancard de wenteltrap af te krijgen. Ze tillen de brancard over de leuning en spijlen heen. Beneden aangekomen klappen ze de wielen uit en rijden me het antiquariaat uit en de straat over, naar de vele uitgerukte auto's. Een groep duiven vliegt op. Een windje strijkt door de smalle steeg. Vlakbij slaat een klok zijn zware slagen.



3

Het volgende etmaal verkeer ik in het ziekenhuis in een behaaglijke, narcotische roes. De artsen hebben het been in het gips gezet. Gelukkig was de breuk niet zo gecompliceerd als de pijn me deed geloven.

Op de gang in het ziekenhuis staan twee bewapende politieagenten.

Een zwerm identieke en van iedere humor gespeende kereltjes van de polizia komt me verhoren. Ze stellen allemaal dezelfde vragen. Het lijkt of elke afdeling van de politie en de inlichtingendienst hun eigen inspecteur moet sturen om vragen te stellen met behulp van een tolk, videoapparatuur en een verbijsterend gebrek aan inzicht waarom zoiets onvoorstelbaar treurigs als oude documenten de reden kan zijn om moorden te plegen.

Ik vertel hun wat ik weet.



4

De volgende dag komt professor Llyleworth op bezoek. Met zijn hoed en jas ziet hij eruit als een rijke oom die speciaal voor mij helemaal van zijn landgoed in een Brits dorp hiernaartoe is gekomen.